Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 mei 2025


Hier en over de Nethe trokken witte en bruine peerden met fieren stap den ploeg door 't veld; de grond viel open in vette schellen. Het was vleesch, om er in te bijten. De zaaiers gingen grootsch lijk koningen over de velden weg en weer, het zaad strooiend in de aarde. Overal zag men ze, klein lijk vingers, over de Nethe, tusschen de boomen, onder den molen en nevens de Begijnenbosschen.

Lachend sprong hij op en liep schuilen onder een houtmijt. Van hier zag hij den molen draaien, en veel verder nog molens met roode wieken in het loopend zonlicht. Doch ineens schoot de zon er hier weer door en hing de hagel over de Begijnenbosschen, en boven den slanken molen spande er zich, op de donkere lucht, een helder stuk regenboog.

"Hoerra, o land!" riep Pallieter, en hij nam een handvol aarde op, stak ze in zijnen zak, en zei: "Da's Heiligdoem!" en toen keerde hij zich om, zag de eeuwige Begijnenbosschen, de blauwe einders, de wereld! Hij raapte een hanenpluim op, stak ze op zijn klak, en uitgelaten als een kind liep hij zingend naar den witten wagen, die ginder over de baan voortwaggelde.

't Was een overhoopgegooi, een weg en weder en verloren loopen over heel de streek. En zie! een ontsnapte hert liep uit de Begijnenbosschen!

"Zou da' waar zijn?" riep Charlot verblijd en aanstonds eischte ze dat Marieke er uitscheidde met wasschen, want dat was niet goed en kon leelijke gevolgen hebben. "Wa zal Pallieter blij zijn as'm dat hoort! Lot mij het hem zegge, zolle, ik kan da' goe," zei Charlot. Pallieter ging met Pier en dezes hond over 't water, en dan op weg naar de Begijnenbosschen.

Toen was uit het bleeke zuiden een lauwe wind over het land gekomen, ievers van achter de Begijnenbosschen, en twee dagen na Aschwoensdag hadden de zwarte boomen en 't klein hout reeds een spikkeling van zwellende botten. Pallieter, die het 's morgens van uit zijn torenvenster zag, riep luid en achtereen: "Ik zien de Lente! Ik zien de Lente!"

Pallieter zweette en sloeg zijn frak open. Eindelijk kwamen zij onder hooge boomen en stapten op rotten bladgrond en het licht werd kleiner. 't Waren hier de Begijnenbosschen. Er vielen overal groote lekken van de boomen, zwaar en dof. Als zij verder gingen zagen zij, grijs bijeengehoopt, een groepje menschen staan rond een luid getallen roependen vent.

Hij moest de geweldige klanken rood betasten en bestreelen, en hij sloeg zijn handen in de bloemen, rukte een tuil uit, dien hij in de lucht zwierde al roepend: "Koleuren, koleuren is alles in alles!" Hij ging voort, en wilde de begijnenbosschen in, de eeuwige begijnenbosschen, die zijn als een zee, met ook hun eeuwig lied van vogelen of van wind, en ook gevuld met allerhand gediert.

De dorre bladreuk leefde op en er was een zeer gemoedelijke stilte op het land; alleen de grijsgele bladeren ritselden, kraakten en ruischten onder en over Pallieters voeten. Een koe loeide naar haren stal, een blad viel op Pallieters hand en in de donkere Begijnenbosschen galmde nog, weemoedig en traag, een eenzame jagershoren.

De zware klanken, traag en lang geblazen, sleepten over de witte besneeuwde velden, en liepen in de Begijnenbosschen en de zilveren verten uit. Als hij binnen was, hief zich nog in een ver dorp het hoorngeschal vaag omhoog. Kinderlijk blij was Pallieter als hij met zijn zoet Marieke in de armen in het warme beddeken lag. Deze dag was schoon geweest! Een feest voor hart en ziel!

Woord Van De Dag

ach-stv

Anderen Op Zoek