Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juli 2025
Elk oogenblik bleef een der ezels in den modder steken: en als het ons eindelijk met groote moeite gelukt was het arme dier weder op de been te helpen, zonk weer een ander in den zachten grond, en zoo ging het telkens.
De Arpa en de Raki blijven in uw kelder tot een ander ze bestelt. De hamels neem ik morgen mee, om ze aan betere menschen te geven. Deze laatste bedreiging had de gewenschte uitwerking. De waard ging verlegen achteruit. De maarschalk snoof den binnenstroomenden geur van het gebraad op, kneep zijn lippen samen, wreef schurkend zijn been. De bazuinblazer echter wist den toestand te redden.
Maar al ware dit zoo, is dan nog niet de gedachte afschuwelijk, dat menschen van ons vleesch en been, als een wildbraad gejaagd en vervolgd worden, alleen omdat zij hunne vrijheid zoeken te verkrijgen? Vrije Nederlanders! Wij vragen u dit in gemoede af, is dit niet verschrikkelijk?
Nog jaren daarna stond mij het schrikbeeld van een grooten haai voor den geest, met wijdgeopenden bek, op het punt mij bij het been te vatten, en naar de diepte mee te sleuren. Ware ik destijds onder die gunstige indrukken slechts in goede handen gevallen!
"Ach, heer ridder," stotterde de beangstigde man, "ik ben, gelijk gij ziet, onderdanig genoeg en smeek u ootmoedig om mijn beetje leven. Ik geloof, dat ik een been heb gebroken, want ik kan geen lid verroeren. Breng mij dus ook maar niet om, als gij een christelijk ridder zijt. Weet, dat ik tot den geestelijken stand behoor.
"Almachtige God!" riep Lisette, en stond met één sprong naast Francis; zij greep haar bij den schouder en vroeg met eene stem, die mij door merg en been ging zoo veel zielsangst lag er in "waar hebt gij dat hart van daan, Francis?" Liesje hing in gespannen verwachting, bijna ademloos, aan de lippen der verhaalster.
"Er werden overal manschappen op de been gebracht en boden heengestuurd: mij heeft uw zoon gelast u te zeggen, dat gij hem heden niet zien zoudt: zij hebben het ook druk genoeg." "En ik zou hier stilzitten. Feiko! haal terstond mijn wapens en zadel mijn paard."
Hij wreef zich de oogen uit en keek eens rond naar zijn metgezellen. Tot zijn grooten schrik ontdekte hij alleen Marti en Amat. De beide Dajaks waren verdwenen. Snel wekte hij de slapenden. Oogenblikkelijk waren zij op de been, en nu onderzochten de drie mannen de omgeving. Weldra riep Amat: »Hier is een spoor, heer! Ik geloof dat ze hier naar boven geklommen zijn."
Haastig nu de gracht op; voor een groot heerenhuis, waar de gordijnen der zijkamer nog open zijn, blijft hij staan. Er zitten dames voor de vensters en daarom zet hij zich in postuur, één been vooruit, het lichaam rechtop. Terwijl hij nog even schichtig rondziet, haalt hij de cornet uit de borstplooien van 't sporthemd, den beker uit zijn broekzak en voegt beide stukken aaneen.
"Dat marcheert nog al heen," hernam de knecht, de witte handschoen uittrekkende, om de aangebodene hand te vatten: "'t Is lang geleden dat ik je gezien heb." "Joa, joa," hernam Wessels: "De been' zin al zoo best niet meer; 'k wor oud, man!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek