United States or Afghanistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


En zij bogen glimlachend voor elkaar. "Marcussen, we moeten vanmiddag 5000 gulden contant aan den bankdirecteur Christensen betalen. Wil je die som klaar leggen?" De onvervaarde Marcussen, die nooit zijn gezicht vertrok, werd deze keer wel wat beduusd.

Lövdahl werkte verstrooid; keek op de klok boven den schoorsteenmantel, voor den grooten spiegel, of richtte zich een beetje in den stoel op en keek in den spiegel: hij zat graag zóó, dat hij zich zelf kon zien. Marcussen kondigde den bankdirecteur Christensen aan. De professor werd onaangenaam verrast. Wat wilde de bankdirecteur toch vandaag?

De verwijten van Ella Renthejm, dat hij haar in haar jeugd voor de betrekking van bankdirecteur verkocht heeft, dat hij het liefdeleven in haar gedood heeft, dat hij de zonde begaan heeft, waarvoor geen vergeving is, stuiten bij hem op een pantser van hoogmoed af. Men moet niet de vraag stellen, of Ibsen dezen menschen gelijk geeft. Hij laat ze ons zien, en hij spreekt geen zedelijk oordeel uit.

De vrouw van den bankdirecteur Christensen hing om den hals van haar man, die juist was thuisgekomen en smeekte hem luid schreiend om vergiffenis, omdat ze hem zoo schandelijk miskend had; en half verward van aandoening lag ze te fantaiseeren over alles wat ze op de verkooping van Lövdahl koopen zou. 't Leek wel een tableau!

"Drie maands accept..." herhaalde de bankdirecteur wat langzaam; maar een blik op het gezicht van den ander overtuigde hem, dat de grens nu bereikt was: hier was niet meer te halen; en hij veranderde behendig van toon: "Ja, dat is immers 't zelfde als contant; een stuk, waar "Carsten Lövdahl" op staat is even goed als de bank van Noorwegen. Goeden morgen Professor."

"Ik loop altijd met den wind in den rug, zooals Randolf zaliger placht te zeggen." De bankdirecteur nam een stoel en ging heel bij den lessenaar zitten, en scheen lang te willen blijven; hij was tot schertsen geneigd; dat stond den professor ook niet aan.

NORA. Maar meneer Krogstad, ik heb volstrekt geen invloed. KROGSTAD. Zoo? Ik dacht dat u daar straks zelf zei.... NORA. Dat was natuurlijk zóó niet op te vatten. Ik! Hoe kan u gelooven dat ik zóó'n invloed op mijn man heb? KROGSTAD. O, ik ken uw man al van onzen studententijd af. Ik denk niet dat meneer de Bankdirecteur vaster in zijn schoenen staat dan andere getrouwde mannen.

Maar hoe kort die aanval van schrik en bange voorgevoelens na het bezoek van den bankdirecteur Christensen ook geduurd had, toch had die iets achtergelaten, een herinnering een richting aan zijn gedachten gevend, die zij te voren nog niet gevolgd hadden. Nu hij eenmaal koopman was, moest hij 't ook heelemaal zijn.

Abraham merkte op hoe zijn vader den bankdirecteur iets toefluisterde; en 't heele gezelschap op de tribune trok zich zoo ver mogelijk van 't spreekgestoelte terug in een verwarde mengeling van gedwongen beleefdheid en vrees voor dien algemeen bekenden, slecht gezinden man.

Was het mogelijk Carsten Lövdahl te ruïneeren. 't Was ongehoord! absoluut ongehoord! papieren te weigeren, waarop zijn naam stond en de schrik uitte zich in een stroom booze woorden over den bankdirecteur.