United States or New Zealand ? Vote for the TOP Country of the Week !


NORA (laat haar mantel weer los). Daar komt iemand! (Luistert aan de deur). Neen ... toch niet.... Natuurlijk... van daag komt er geen mensch, eersten kerstdag ... en morgen ook niet.... Maar misschien.... (Doet de deur open en kijkt buiten). Neen ... niets in de brievenbus; heelemaal leeg. (Loopt door de kamer). Och malligheid! Hij doet 't immers niet. Zoo iets k

foei! wil je wel eens niet zulke akelige dingen zeggen. HELMER. Jawel maar, stèl nu eens dat zoo iets gebeurde ... wat dan? NORA. Als er zoo iets vreeselijks gebeurde, zou het mij totaal onverschillig zijn of ik schulden had of niet. HELMER. Goed ... maar de menschen van wie ik het geleend had? NORA. Die? wat gaan die mij aan! Dat zijn toch maar vreemden. HELMER. Nora! Nora!

NORA. Een champagne-fuif tot aan den lichten morgen! En ook wat bonbons, Helene, een heelen boel ... voor dezen keer! Kalm, kalm, kalm, kindje; niet zoo woest opgewonden. Wees nu weer mijn lieve kleine leeuwerik, zooals anders. NORA. Ja, ja strakjes. Maar ga nu maar naar binnen, en u ook dokter. Kristine, jij moet me even helpen mijn haar weer op te steken. Is er soms iets ... iets aan de hand?

Maar nu wil ik die leeren kennen. Ik moet er achter zien te komen wie gelijk heeft, de maatschappij of ik. HELMER. Je bent ziek, Nora; je hebt de koorts; ik geloof haast dat je hoofd een beetje in de war is. NORA. Ik heb mij nog nooit zoo helder en zeker van mijzelf gevoeld als van nacht. HELMER. En in klaarheid en zekerheid verlaat je je man en kinderen? NORA. Ja, dat doe ik.

Dáárom wil ik niet langer hier blijven. HELMER. En zou je mij ook kunnen ophelderen waardoor ik je liefde verspeeld heb? NORA. Ja, dat zal ik. Het was van avond, toen het wonderheerlijke niet kwam; want toen zag ik dat je niet de man was voor wien ik je gehouden had. HELMER. Verklaar je nader, dat begrijp ik niet.

HELMER. Een uurtje maar, langer niet. NORA. Ga jij ook weg, Kristine? Ja ik moet weg; ik moet nog een kamer zoeken. HELMER. Dan kunnen wij misschien zoo ver samen gaan. Hoe vervelend nu dat we zoo klein behuisd zijn, maar wij kunnen je onmogelijk.... MEVR. LINDE. Och welneen. Hoe kom je er bij! Dag Nora-lief, hartelijk dank voor alles! NORA. Tot ziens. Ja, zeg, je komt toch van avond terug?

RANK. O, dat is een zaakwaarnemer, Krogstad, iemand die heelemaal buiten uw sfeer leeft. Die man is moreel in den grond bedorven, maar zelfs hij begon er over, alsof 't iets hooggewichtigs was, dat hij toch leven moest. NORA. Zoo? Waar kwam hij eigenlijk Torwald over spreken? RANK. Ik weet het heusch niet: ik hoorde alleen dat het iets over de Hypotheekbank was.

Het was eenige dagen later, dat ik aan boord van de Nora, welk scheepje tijdelijk hier lag, in gezelschap van den civiel-gezaghebber, die een inspectiereis naar de naburige eilanden ging doen, opnieuw op weg was naar het paar aan 't einde van de baai. Met den chef van den assistent was het tijdstip bepaald, waarop deze laatste zijn ontslag uit zijn oude betrekking zou kunnen krijgen.

MEVR. LINDE. Ja, tamelijk wel. HELMER. Nu, dan is het heel waarschijnlijk dat ik u een betrekking zal kunnen bezorgen.... Zie je wel! Zie je wel! HELMER. U is op een gelukkig oogenblik gekomen, mevrouw.... MEVR. LINDE. O, hoe kan ik u genoeg danken?... HELMER. Heelemaal niet noodig. Maar vandaag moet u mij excuseeren.... RANK. Wacht, ik ga met je mee. NORA. Blijf niet lang weg, Torwald-lief.

HELMER. Rank had mij voorbereid op een prachtige verkleedpartij. Ik had dat zoo begrepen, maar dan heb ik mij zeker vergist. NORA. Neen, niemand krijgt mij te bewonderen in al mijn pracht vóór morgen. HELMER. Maar lieve Nora, je ziet er zoo moe uit. Heb je te lang gerepeteerd? NORA. Neen, ik heb nog heelemaal niet gerepeteerd. HELMER. Dat zal toch noodig zijn.