Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juni 2025
LUCIUS. O wakk're Goth, dit is die bare duivel, Die Andronicus' dapp're hand hem stal, De parel, die de keizerin bekoorde, D
BASSIANUS. 'k Voed, Marcus Andronicus, zulk vertrouwen Op uw rechtschapenheid en goede trouw, En zoo bemin en eer ik u en de uwen, En haar, voogdesse van mijn gansche ziel, Lavinia, 't schoonst en rijkst juweel van Rome, Dat ik mijn lieve vrienden hier ontsla, En aan de gunst van 't volk en van 't geluk Mijn zaak ter juiste weging overlaat.
TRIBUNEN. Om de' eed'len Andronicus te verheugen En zijn behouden wederkomst te vieren, Neemt Rome's volk hem aan, dien hij verkiest. TITUS. Heb dank, tribunen; dit is mijn verzoek, Dat gij uws keizers oudsten zoon benoemt, Prins Saturninus; want ik hoop, zijn deugden Verlichten Rome, als Titans stralen de aard, En doen in dezen staat het recht gedijen.
BODE. Eed'le Andronicus, slecht vergeldt men u Die goede hand, die gij den keizer zondt. Hier zijn de hoofden van uw eed'le zoons, En hier uw hand, met hoon u weergezonden; Uw smart hun spel, uw kloeke moed hun spot. Dit wee is mij, bij 't denken aan uw wee, Meer leed dan 't denken aan mijns vaders dood. MARCUS. Sicilië's gloeiende Ætna moog' verkoelen, Mijn hart zij nu een eeuwig laaie hel!
Zoo zal ten minste iemand doen, die niet aan dwaze zelfoverschatting lijdt. Naar ons gevoel wordt er in den Titus Andronicus veel te veel bloed gestort, doch men vergete niet, dat Shakespeare's tijdgenooten in dit opzicht minder weekhartig waren dan wij en hun zenuwen vrij wat konden verdragen.
De wakkere Andronicus, Patroon der deugd, en Rome's beste strijder, Voorspoedig in de slagen, die hij levert, Is in geluk en eer gekeerd van daar, Waar hij de fierste vijanden van Rome Tot wijken dwong en onder 't juk hen bracht.
TAMORA. Vaar, Andronicus, wel; de Wrake tracht, Wat vijand is, te leev'ren in uw macht. TITUS. Ik weet, dit doet gij; lieve Wraak, vaarwel! CHIRON. Spreek, oude man, welk werk hebt gij voor ons? TITUS. Geduld maar! ik heb werks genoeg voor u. Publius, kom hier! komt, Cajus, Valentinus! PUBLIUS. Wat is uw wensch? TITUS. Spreek, kent gij deze twee?
En gij, mijn jongen, spoed u uit mijn oog; Gij zijt een balling; dralen moet gij niet. IJl tot de Gothen, zamel daar een leger; Hebt gij mij lief, ik denk, dat gij het doet, Zoo kus me en ga, want deze zaak wil spoed. LUCIUS. Vaar, Andronicus, eed'le vader, wel, Rampzaligst man, die ooit in Rome leefde!
TAMORA. Neen, Andronicus zelf was 't, die hem opnam. TITUS. Zoo is het, heer; doch laat voor hen mij borg zijn. Ik zweer bij mijner vaad'ren heilig graf: Op uwer hoogheid wenk staan zij bereid, Al moog' het onderzoek hun leven gelden. SATURNINUS. Geen borgtocht, neen; maar zorg, dat gij mij volgt.
TAMORA. Al hadt gij in persoon mij nooit gekrenkt, Om zijnentwille ben ik deernisloos. Denkt, knapen, hoe 'k vergeefs mijn tranen plengde, Opdat uw broeder niet geofferd wierd; Maar Andronicus bleef toen onbewogen. Dies weg met haar, en doet met haar uw wil; Wie 't meest haar deert, zal mij het liefste zijn. LAVINIA. O Tamora, verwerf den naam van goed, En geef mij hier den dood met uwe hand.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek