Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 september 2025
SATURNINUS. Voor al uw gunsten, Titus Andronicus, Ons heden bij de keizerskeus betoond, Wijd ik naar uw verdienste u dank, en wil Met daden uwe vriend'lijkheid beloonen; En, Titus, om, als eerste gunst, uw naam En hoogvereerd geslacht nu te verhoogen, Worde uw Lavinia mijne keizerin, Beheerscheres van Rome en van mijn hart, En huwe ik haar in 't heilig Pantheon.
Die hèbben niet zoo veel talent, genie meen ik, als Plautus en Terentius hadden, al leefden zij drie eeuwen en langer geleden En zelfs voor onze mimus-stukken zoek ik liefst de antiekste, die van Livius Andronicus, uit.... Maar waar blijven nu toch Cecilius en Cecilianus! Vriend caupo, ik word zóo ongerust!
Rekenen wij, dat het eerste tijdperk, de morgenstond van Shakespeare's werkzaamheid, met den Titus Andronicus begonnen, zich uitstrekt tot de voltooiing van "Koning Richard
De matiging, waarvan Shakespeare blijk geeft, mag inderdaad op prijs gesteld worden. Dat wij in Titus Andronicus het werk bezitten van een echten dichter, blijkt bij het aandachtig lezen van het stuk telkens meer. De personen, die er in optreden, zijn geen tooneelpoppen, aan welke woorden in den mond worden gelegd, maar menschen van vleesch en bloed.
Een tijdgenoot, en waarschijnlijk een goede bekende van Shakespeare, een man, met de letterkunde van zijn tijd welvertrouwd, Francis Meres, schreef, en niet in een later tijdperk van Sh.'s leven, maar reeds in 1598, dat Sh. uitblonk in het schrijven van tragedies en haalde als bewijzen daarvan aan: "zijn Richard II, Richard III, Hendrik IV, Koning Jan, Titus Andronicus, en zijn Romeo en Julia". Francis Meres noemt dus zeer bepaald Shakespeare als schrijver van den Titus Andronicus.
Hier wordt dus Titus Andronicus in één adem genoemd met Thomas Kyd's Jeronimo, waarmede de Spaansche tragedie, the Spanish tragedy or Hieronymo is mad again, bedoeld is, en gezegd, dat hij, die deze twee stukken nog voor de beste houdt, vijf en twintig of dertig jaren in smaak ten achteren is.
Spreek, wie zijt gij, die daar zijt afgedaald In deze gapende oop'ning van den grond? MARCIUS. De onzaal'ge zoon van de' ouden Andronicus, Te boozer uur er heen gevoerd, om hier Uw broeder Bassianus dood te vinden. SATURNINUS. Mijn broeder dood!
SATURNINUS. Æmilius, breng die boodschap waardig over; Dringt hij ter veiligheid op gijz'laars aan, Dan zegg' hijzelf, welk onderpand hij wenscht. ÆMILIUS. Ik zal met alle zorg uw last volbrengen. TAMORA. Nu spoed ik mij naar de' ouden Andronicus, En tracht met al mijn kunst hem zoo te stemmen, Dat hij van 't Gothenleger Lucius scheide.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek