United States or Ireland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar thans behage 't u, goede Andronicus, Naar Lucius, uwen dapp'ren zoon, te zenden, Die tegen Rome een Gothenleger aanvoert, En hem ten feestmaal in uw huis te nooden; Dan wil ik, als hij neerzit aan uw disch, De keizerin er brengen met haar zoons, Den keizer zelf, elk, die uw vijand is; Zij zullen knielend u genade vragen, En dan stilt gij aan hen uw toornig hart.

De Titus Andronicus moet dus vóór Febr. 1593 geschreven zijn. Een opmerking van Ben Jonson noopt ons verder, het stuk voor nog eenige jaren ouder te houden.

Dit laatste stuk vond toen ter tijd een buitengewonen bijval en bleef, evenals de Titus Andronicus, wel vijf en twintig of dertig jaar bij het publiek zeer geliefd, zooals onder andere uit de ergernis van Ben Jonson blijkt.

SATURNINUS. Rijs, Titus, op, mijn keizerin verwon. TITUS. Ik dank uw majesteit, en haar, mijn vorst, Dat woord, die blik stort mij nieuw leven in. TAMORA. Titus, in Rome ben ik ingelijfd, Door mijn geluk nu als Romeinsche erkend, En 'k moet den keizer raden tot zijn heil. Sterve, Andronicus, heden elke twist, En dat het, edel man, mijn eere zij, U en uw vrienden saam verzoend te hebben.

ÆMILIUS. Te wapen, heer! Nooit drong de nood zoozeer. De Gothen zijn vereend, en met een macht Van koene krijgers, fel belust op buit, Naar Rome op marsch, nabij reeds; aan hun hoofd Staat Lucius, zoon van de' ouden Andronicus; Hij dreigt, in zijne wraak niet minder ver Te willen gaan dan eens Coriolanus. SATURNINUS. De dapp're Lucius veldheer van de Gothen?

Zulk een stuk geeft den Titus Andronicus niets toe in bloederigheid. Het wordt bovendien nog opgeluisterd door een stomme vertooning, een pantomime, dumb show, een vreemde toevoeging aan een tooneelwerk, die toen zeer in zwang was; men vindt er gebruik van gemaakt in den Pericles, en in het tooneelstuk, dat Hamlet ten hove vertoonen laat.

Zijn die 25 jaar letterlijk op te vatten, dan is Titus Andronicus van het jaar 1589, misschien nog enkele jaren vroeger. Dat hij het handschrift niet van Stratford heeft medegebracht, maar dat het stuk geschreven is, nadat Sh. met de tooneelwereld bekend was geworden, is buiten allen twijfel.

LUCIUS. Gij, trotsche Saturninus, stremt het heil, Dat Titus' edelaardigheid u toedenkt. TITUS. Wees kalm, mijn prins; de harten van het volk Geef ik u weer en speen die van hun lust. BASSIANUS. Ik, Andronicus, vlei u niet, maar eer u, En zal dit doen, zoolang ik leven heb.

MARCUS. Arm kind, die kus brengt heul noch troost, zoomin Als ijskoud water een verkilde slang. TITUS. O, wanneer neemt die schrikb're slaap een eind? MARCUS. O zoet bedrog, vaar heen; sterf, Andronicus.

In 1691 werd door zekeren Gerald Langbaine uitgegeven een Account of the English Dramatick Poets; daarin wordt gewag gemaakt van een uitgave van Titus Andronicus in quarto, van 1594, waarvan thans geen exemplaar meer bekend is.