United States or Panama ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik vrees dat hij nooit in de gratie der goden herkomt, de dwaze, die zijn schoone jaren verlauwt in zottigheid, terwijl de liefde en haar lusten optrekken, onvoldaan. Hij lijkt wel op dien armen Lieven Lazare, welke oud geworden is te midden van zijn steenen princiepen, en daar nu ligt gelijk een zuur hoopken droog mos.

Scheun fijn ondergoed veur rijke damen, hoast allemoal mee dieren entre-deux en kant. 'K passeerde week 'n pakske noar huis gedregen, ge kost het azeu aan ouë kleine vinger droagen en d'r zat veur over de zeven honder fran in." Ba zeu! ba zeu! Ha, da es toch 'n dijngen, e-woar!" riepen alle drie de ooms verwonderd uit. Ha, da es zottigheid! viel Cordúla barsch in.

Ze moest in 't stille genieten, geen geruchte maken om Jan niet te wekken die haar zottigheid zou zien; maar de woorden moest ze met geweld binnenhouden of 't stormde luide uit in groot geruchte. Ze vezelde stil dien overvloed tusschen de genepene lippen.

Zij knoopten hunne losse jakken haastig toe en streken het klishaar naar achter. Hun gezicht verkleerde en de een riep een zottigheid naar den ander. Zij schoven buiten, hielden de hand op de slip van hunnen rok en troepelden bijeen.

Baai was hem bijna ontsprongen en nu, in 't verschot van de verrassing buitelde het ineens zijn onwillige zottigheid uit en wilde wegrennen. De vier hoeven kletsten twee en twee overhand tegen den harden grond met wreeden zwong van zware pooten en slaanden kop.

Maar de Stier was en bleef onzichtbaar... Toen dropen zij ook allen langzaam af, drukopgewonden lachend en pratend, tevreden aan den eenen kant dat zij nu eindelijk zonder nog eenig mogelijken twijfel "wisten"; teleurgesteld ten andere, dat alles zoo verbazend vlug en gek en, buiten de Stier om, was afgeloopen. Och! 't es zottigheid! Hij zal hier morgen weere zijn.," meenden de menschen.

Van 's morgens in den vroege waren ze saam. Ze liepen in den tuin, deden allerlei zottigheid, speelden met Poelie den hond en met Djolle, de geit. Daar was in den tuin een priëelken van glycienen. Vooraan gloeide een begoniaperk en van weerskanten geurde een dubbele syringastruik. Op een bankje zaten zij er nevenseen, beladen met de zoete donkerheid, die onder het roerende loover wemelde.

Schreeuw niet, Marieken, 't is allemaal niks... ik vaag er nu toch mijn botten aan... 't Is nu gedaan met de politiek... Ik trek er uit... Ik geef mijn ontslag aan al de maatschappijen... dat zij het karreken maar zelf kruien, ik ben het beu... ik zet geen voet meer op de vergaderingen... ik ga rusten en van het leven profiteeren... 'n mensch is zot zich muug te maken voor al die vodden... De politiek is een smerige komedie, en ik wil geen komedie spelen in mijn ouden dag!... Ik ben er mager van geworden... Wij gaan nu samen een lekker glas wijn drinken in familie, om te toonen dat wij niks geven om hunnen Gemeenteraad... Antoine, jongen, als ik u 'n goeien raad mag geven, doe dan nooit aan politiek... 't Is puur zottigheid!

En niemand zei in woorden wat hij dacht, omdat de zake zoo gevoelig zich voordeed, en ... ja, omdat 't allemaal toch zottigheid was. 't Geval hing echter tegenwoordig in 't geluchte aan het groeien en, al sprak men verder over kleine dingetjes, 't bleef daar hangen en alle gepeinzen kwamen 't gedurig taken binst zijn groei.

"Hou even op," zeide Reinout: "ik krijg daar een inval." "Deze of gene zottigheid?" zeide Deodaat. "Neen, in ernst! Wij hebben den avond vrij: laat ons dien besteden om achter het geheim te geraken, dat mij zoo na aan 't harte ligt." "Wat zijn uwe voornemens?" "Volg mij, en gij zult die vernemen," antwoordde Reinout, terwijl hij rechtsaf een weg insloeg.