Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
Toen de kleermaker dat zag, riep hij uit: Wat duivel? maakt gij daar? Een wolf, antwoordde Uilenspiegel. Leelijke spotter, sprak de kleermaker, ik had u gezegd van een wolf te maken, 't is waar, maar gij weet toch wel, dat een wolf een boerenwambuis is. Eenigen tijd naderhand zegde hij hem: Jongen, gooi nog eens gauw de mouwen aan dien bovenkerel daar, eer gij slapen gaat.
't Is met ijzer, en geenszins met vertrouwen, dat wij ons moeten wapenen, hervatte Hoogstraten. Daarop deed de Zwijger teeken, dat hij wilde vertrekken. Vaarwel, prins zonder land, zegde Egmond. Vaarwel, graaf zonder hoofd, antwoordde de Zwijger. Toen zegde Lodewijk van Nassau: De slachter is voor het schaap, en de roem voor den moedigen strijder, die den grond der vaderen redt.
Hij hing al in de lucht, zegde hij, en was verlost geworden alleenlijk door een goed gebed te doen tot Onze-Lieve-Vrouwe van Halle, zoodanig, dat, toen de baljuws en de rechters vertrokken waren, door een echt mirakel de koorden braken en hij ongedeerd ten gronde viel.
Vanhoutte is juist vertrokken, zegde hij, en bij 't optrekken der wenkbrauwen zag Verlinde dat 't den burgemeester vreemd voorkwam de twee pachters, die gewend waren samen te komen, nu verscheen te zien vertrekken. Verlinde stond met de schaamte in zijn binnenste en voelde zich niet geneigd hier uitleg te geven over hun onverschil.
Op den inhoud? bedacht zich Martialis. Hoor toe, o jonge vriend! En, steeds den beker hoog, zegde hij: Sneeuw niet te drinken maar water, door sneeuw slechts gekoeld, Is verfijning te prijzen van vernuftigsten dorst. Zij juichten; zij klapten de handen. Gasten, meende Plinius; eischt niet méer van onzen goedgeefschen vriend: onbescheiden zouden wij worden....
Een stevige knoop was er van boven om gewonden, en geen scheurtje viel er te bekennen. Iedere huismoeder weet, dat een klein gat gemakkelijker te stoppen is dan een groot, en je mag niets ondernemen, voor je alles goed hebt nagekeken. Wat zegde gij daar nu van? Weet ge, wie 't gehoord had, dat Gabriël de steden en de dorpen in Limburg moest bouwen?
Ik heb honger en dorst alleen naar u, zegde zij. De koning riep nog zeven reizen met verschrikkelijke stemme. En er was een groot gedruisch van donders en bliksemen, en achter hen verrees een gehemelte van zonnen en sterren. En beiden zetten zich op den troon.
Loop heen! zegde zij. Maar ik kan niet heengaan, als gij zoo weent, liefste? Ik ben geene liefste, sprak Nele, en weenen doe ik niet. Neen, gij weent niet, maar er komt water uit uwe oogen. Wilt gij gaan, sprak zij. Neen! zegde hij. Maar met heure bevende handjes, hield zij heur schort voor 't gezicht; zij beet er de stof van aan stukken, en heure tranen maakten het nat.
Toen hielp hij heur in den wagen en deed hij ze naast hem zitten; hij nam heure huik van den schouderen, en heur honderd kussen gevend, sprak hij: Waar gingt ge heen, liefste? Zij antwoordde niet, doch scheen heel vervoerd en begeesterd. En Uilenspiegel, vervoerd als zij, zegde tot haar: Ik heb u zoo geerne naast mij. De wilde roze heeft niet de zachte tint uwer donzige huid.
En de trompet, en dat volk dat zoo loopt? Ons Heer moet zijn getal hebben. Waar brandt het dan toch? vroeg zij. In mijn hert, antwoordde Uilenspiegel. En hij vloog naar heuren mond. Gij bijt mij, sprak zij. Ik eet geerne kersen, zegde hij. Droef glimlachend keek zij hem aan. En schreiend sprak zij tot hem: Zet geen voet meer hier in huis.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek