Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
Zeer lang lag Tamalone geknield, aldoor starend naar haar gelaat; hij lag zoo lang tot het kind met betraande wangen in slaap was gevallen en hij eindelijk het brieschen hoorde van een paard; en omziende ontwaarde hij Walid met zijn gelen tulband, het hoofd achterover en een sabel in de hand. Zij zagen elkander een wijle aan.
Toen ontwaarde Mevena, terzijde kijkende, de gestalte van Walid die met zijn gele muts en gekruiste armen bij een wagen stond, even zag zij het wit zijner oogen naar haar gericht zij schrikte en beefde.
Zij waren aan een gewelfd bruggetje over een vliet gekomen en zetten zich naast elkander neder op de houten leuning. Terwijl zij nadachten en geen van beiden spraken naderden twee mannen, hun voetstappen klonken op de planken der brug, en toen zij dicht bij waren herkende Tamalone duidelijk de stem van Lugina. Hij was op het punt er Walid opmerkzaam op te maken, maar hield zich in.
Tamalone maakte zich uit de omarming los, hield zijn handen en keek hem recht in de oogen. Beiden richtten te zamen hun hoofden op en zagen Walid met een glinsterenden dolk in de hand. De broeder glimlachte en zeide: "Ik moet morgen een paard hebben om naar Bologna te gaan." In een klooster buiten den stadsmuur vond hij een gastvrij onthaal, dat hij vergoedde met oolijke verhalen.
Dichtbij zich hoorde hij gedempt stemmengerucht en toen hij zocht zag hij Walid en den broeder, die op een steen zaten met de oogen naar den hemel gericht. Hij ging naar hen toe, zette zich bij hen neder, doch zij zwegen nu beiden. Eindelijk klonk in de stilte de diepe, langzame stem van Walid: "Is de meester in zijn tent nu met de vrouw?" "Ja," antwoordde de brigadier, en zij zwegen weder.
De brigadier zeide opgewonden: "Nu zullen wij onzen keizer weêr zien." "Neen, ik niet; ik blijf achter bij Mevena. De kapitein neemt haar niet meê." "Wat, blijft zij hier?... Maar dan zijn we gered, man!" Carolus vloekte en liep snel door het gewoel om Walid de goede tijding te brengen.
"Ach, dwaasheid!" sprak de brigadier, "ringen brengen nooit geluk, ten minste niet die van de paapschen komen. Ik heb mijn robijn al drie jaar nu. Maar ongelukkig zijn ze dikwijls, en Walid zegt " "Hij vergist zich, Carolus. Hij meent den valschen steen van Palmyra, die werkelijk kwaad is. Maar dit is de ware heliotroop van Afrika, zooals ge zoudt kunnen zien als ge steenkundige waart."
De waard van de herberg waar hij een bed had gevraagd, kon hem niet zeggen of er een vrouw in het leger was, noch waarheen de stadhouder was getogen. De oostersche soldaten waren echter nog in de stad en zij zouden het zeker weten. En ofschoon het al donker was geworden begaf Tamalone zich aanstonds naar het paleis, waar hij om Walid vroeg.
Er gingen slechts weinig gedachten in dat zware hoofd, doch hij voelde zich zoo innig vol, dat hij somwijlen wanneer een soldaat naderkwam zich uitspreken en herhalen moest, of wel den grijzen Walid deed roepen om hem te raadplegen en te spreken over het gevecht waar Rogier voor het eerst van zijn leven gewond was.
Hij stelde Rogier tot stadhouder over het Toscaansche land en schonk hem den keten, de edelen klapten hun handen en de vedelaars maakten lustige muziek. Carolus liep met rood gelaat de zaal uit en dan weêr in, hij dronk vele bekers leêg en omhelsde Walid, zijn goeden vriend die dikwerf knikte, in groote blijdschap.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek