Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
Maar wanneer hij bedacht wat hij doen zou als hij het verlof niet kreeg, zuchtte hij en herinnerde zich Walid, die gezegd had, dat de bloedsteen hem leed zou brengen. En des nachts werd hij somtijds wakker en zag in zijn verbeelding Mevena die schreide.
Hij keek naar zijn gezellen en zeide met een kort lachje, dat op een snik geleek: "Waarom zouden wij zoo stil zijn nu wij aan Rogier denken?" "Hij is gelukkig," antwoordde Carolus in zwaar geluid. De monnik haalde de schouders op en Walid bleef naar de koele starren zien.
Walid sprak voortdurend, terwijl de ander zweeg, en vertelde dat Mevena reeds lang vertrokken was, naar Pisa, dacht hij; dat de meester sedert dien tijd stil en treurig was geweest, en dat Carolus en hij zelf bemerkt hadden, dat er geheime moordenaars omzwierven, zoodat zij hem voortdurend hadden bewaakt.
Hetgeen beduidde, dat hij roemrijk en gelukkig zou mogen wezen tot in eeuwigheid, zoo niet een vrouw hem in bloedige ellende bracht. "Nu is die vrouw gekomen!" zeide Walid fluisterend, met groote oogen en berustend gebaar van beide armen. Maar Carolus, zwijgend en met gerimpeld voorhoofd naar de bergen starend, geloofde hem niet, want zijn meester was veilig nu in zijne bescherming.
En eensklaps trad hij op Walid toe, nam hem bij den arm en stapte met hem heen; Carolus riep hun nog na, dat zij de paarden vergaten, maar daar zij niet hoorden zond hij een soldaat er mede hen achterna en ging in de schaduw terug waar hij zijn harnas schuurde.
En toen zij aan hem dachten hoe hij lijdend lag in de tent, sprak Walid weder zijn voorspelling uit en vervloekte de vrouwen, doch Carolus was stil en peinsde hoe er genezing gevonden kon worden. Zij zwegen toen een wijle en het was rustig in het kamp, want de soldaten, die hier en daar lagen, hielden zich zeer bedaard.
Carolus stond met de handen in de zijde in de heete zon te kijken, verwonderd wat er gaande was. Doch toen hij daarna, terwijl Walid zachtjes lachte, overal naar zijn helm zocht kwam het eensklaps in hem op, dat de monnik dien zeker in zijn vlucht had medegenomen in plaats van zijn eigen muts. Hij vloekte, maar Walid zeide: "Die monnik is een slimme vogel."
Toen zij den lommerrijken weg naar de stad bestegen, zagen zij verbaasd bij hun nadering de poort opengaan. Walid, de hoofdman der Oostersche soldaten, die buiten stond, groette eerbiedig. Boven hen trilde teeder de bleeke dageraad; in de kilgrauwe straatjes liepen al gretige kippen en ganzen. De minnaars haastten zich voort, zij vreesden door vroeg ontwaakte lieden gezien te worden.
Tamalone stond naar den heuveltop te staren waar het paar was verdwenen, toen Walid op hem toetrad en zeide: "Gij zijt wijzer dan ik. Het lot moet zijn loop hebben en het is een dwaas, die het wil weren. Wij kunnen alleen toezien, tot het einde van de gebeurtenissen."
Bij het kozijn geleund, starende naar de oosterlucht die ijler werd, herinnerde hij zich wat Walid bedoeld had met den wensch voor zijn geluk, en langen tijd bleef hij staren naar de lucht en de straat, waar de gesloten huizen, ordeloos tusschen boomen verspreid, verschenen uit den vroegen schemer, tot het kraaien van een haan hem stoorde in zijn rust en hij zich bezon, dat Mevena hem niet beminde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek