United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Praten wij vanavond Van andre dingen! 'k Hoor, Zijn Heiligheid Schreef aan den Franschen koning met verzoek Om over 't sneeuwen schild der Alpen hier Een vreê te komen stichten, die zal wezen Erger dan broederkrijg en bloediger Dan burgerroof en binnenlandsche veeten. GUIDO: Bah! wie maalt om dien Franschen koning nog, Die nimmer komt en altijd praat van komen? Wat gaat dat mij aan?

En dit is de canzone, welke begint: Altijd, eilaas! wanneer ik val aan 't peinzen Dat ik hier nimmermeer De Vrouwe weer zal zien die mij ontviel, Ziet zulk een heir van pijnen rondom grijnzen Mijn overdroeve ziel, Dat ik mijzelven vraag: "Waarom begeer Ik nog dit leed te dragen dat zoozeer Mij pijnt en tot een last maakt heel dit leven, Dat ik, vervuld van smart en vreeze groot, Aanroep den zoeten Dood, Of hij mij eindlijk rust en vree zal geven; Zeggend: O kom! zòò gaarn ben ik bereid, Dat ik nu elken stervende benijd."

Maar 't vooruitgezicht getroost, Voorspelt zy uit dien vreê 't verderf van Adams kroost.

Min bloode Dan noode Ging 't vrijsterken meê; Te waken, Te laken, Voedt vriendschap noch vreê, En Govert, Betooverd Door Elze zijn lief, De borst gaf den drommel van haar: "houd den dief!" Hoe prachte, Hoe lachte Die olijke guit, Bij 't winden En 't binden 't Wijs zusterken uit! Zij gromde, Zij bromde Om 't schalke gezeur, Bij 't kitt'len der voetjens voor dooven mans deur.

IIIe Zang. vs 31, 33, bl. 36, rl 9, 11 v. b. Men reikt zich de handen, omhelst zich. Men ziet hier herhaaldelijk B. het wederk. v. n. gebruiken, waar, in onze proza althans, elkander vereischt wordt. IIIe Zang, vs 36, volgg. bl. 36, rl 14 v. b. De afgrond zag met onuitspreekbre smarten Den vreê herrezen; maar 't vooruitgezicht getroost, Voorspelt zy uit dien vreê 't verderf van Adams kroost.

"O, bekoorlijke prinses en gebiederesse van Toboso," antwoordde Sancho Panza, "wordt dan uw steenen hart niet verweekt door het leed van den ridder aan uwe voeten?" "Laat ons met vree, leelijke kerels!" schreeuwden de meiden. "Wij doen geen mensch wat; wat heb je dan ons overlast aan te doen?" "Sancho Panza, sta op!" beval Don Quichot op bedrukten toon.

Ook laten hare stemmen haar geen dag met vreê. Steeds met meer nadruk dringen zij er bij Jeanne op aan, dat zij haar dorp zal verlaten en naar Frankrijk zal gaan. De nood is op het hoogst, ook Orléans wordt reeds door den vijand belegerd. In het begin van 1429 komt het toeval Jeanne te hulp.