Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 7 november 2025


Tante Reggie brokte 'n stuk kiks voor de kindren, die schrokten met zuinige mondjes en er was plakkend gesmak van dikke lippen, koffie en koek. Van de plaats blies watergestort in de buis. Mompel van pratende menschen in de poort drabde aan. En hij sprak tot de hoofden, wier aangezicht bleekelijk zwol in den schijn van het ruitjesraam, nòg eens zeggend de dingskes van zijn reis, die hem zoo invielen, eerst van de lange ziekte in het gasthuis, van de zeeziekte dan, van 'n storm, van de windstilte, 't dágen lang wachten op 'n bries, van het ongemak aan boord van 'n zeilschip, van de harde kaak en het gezouten vleesch, van den jongen die onderweg was gestorven en de begrafenis... Maar 't was alles léég geworden, het droop van zijn lippen als een mal, mal verhaal, trits van gebeuren dat geen kleur had, daar de reis op het schip één lange melankolie, één drukkende verlatenheid van jood-van-ras bij robuste, góéiige, tabakkauwende, jenever-drinkende christen-zeebonken was geweest en hij hen, zoo zij daar hartlijk, koek-smakkend zaten, de grijze dagen van telkens-weerkeerende ziekte op de stampende, slingrende ouwe boot, waar ze 'm joodje hadden genoemd, niet kòn verhalen. Joodje, hèm. In 't gasthuis, langzaam tot krachten komend, had-ie in diepste vreugde 'n vertaalden Spinoza gelezen, herlezen. Dikwerf was 't boek in drooming naar de dekens gezakt, had-ie gepoogd zich dien man voor te stellen bij boerenkinkels op 'n vlegeldorpje in Holland. De handen bij 't boek geslapt, de oogen in zoeking gesloten, had-ie zich 'n jood Spinoza ver-beeld, 'n jood met droefgeestig bewegen, 'n jood dwalend tusschen de velden, gebogen-peinzend op 'n duinkam. Die eenzame móést in die dagen groot en stil hebben geleden. Waren 'r geen kerktrappende vlegels langs de boere-kamer gegaan? Hadden ze niet met d'r stomme, groentandige smoelen gezegd: hier woont 't joodje Spinoza? Hadden de kindren 'm niet nagejouwd als-ie langs de huisjes schuchterde? Ja, zoo w

Maer grijpt eerst desen gast, die eerst soo moedigh* sprack, Hy is de rechte gront van al het ongemack. 1060 Hier vanght den rechter aen den ridder seer te schelden, Hy noemt het heydens volck een plage van de velden, Een peste van de stadt, een schroom* van yder huys, Een schuym van bouve-jacht* en alle vuyl gespuys.

En toch kwam er niets, letterlijk niets! Elken Saterdag de brieven uit Holland kwamen slechts eens in de week in de kolonie aan elken Saterdag had zij haar vertrouwde gezonden naar den schatbeurder, die belast was met het postbeheer voor de Velden, om te vragen of er iets was voor haar, maar het meisje bracht haar steeds hetzelfde antwoord, en vergezelde dit met een zoo zonderlingen blik, dat zij niet wist, wat er van te moeten denken.

Een breede laan, door vrij hooge boomen beschaduwd en met schoone vergezigten over de velden en bosschaadjen aan weerszijden, maakte den togt voor een groot deel tot een wezenlijk aangenamen wandelrid.

Aldus gebeurde het, dat de koeien, de ezels, de schapen, de geiten, de zwijnen, de kippen en zelfs de honden, het trouwst aan de menschen, uit hun eigen verblijfplaatsen verjaagd door de velden wegliepen naar willekeur, waar ook het graan verlaten en niet binnengehaald maar wel gemaaid was.

Hij naderde haar, die de opening van het vat geheel gesloten hield en zooals in de wijde velden de losse merries en de verhitte hengsten van Parthië te werk gaan, bevredigde hij zijn jeugdige begeerte. Toen het vat gekrabd was liet hij haar los. Petronella zei tot Giannello: Houdt dat licht vast, manlief en zie of het naar Uw zin schoon is gemaakt.

Aan Anapou, als oudsten, behoorde het huis, het vee en de velden; Bitou, de jongste, werkte voor zijn broer. Bitou was in zijn zorg voor het vee en alles, wat op den landbouw betrekking had, zeer kundig, hij kon zelfs vertellen, wat de koe tot hem en ieder ander zei.

Dat wilde hij voorkomen, en waar hij den eenen dag met het harnas om de leden, het schild aan den linkerarm en het zwaard in de rechterhand, als Veldheer overwinningen behaalde, daar zag men hem den volgenden dag in een' katoenen werkmanskiel met den grooten stroohoed op, als boer, de velden bebouwen om Goud-Castilië, wat levensmiddelen betreft, geheel onafhankelijk van Spanje te maken.

De Bonte Specht houdt van woudzoomen en van groote bosschen; hij komt echter ook in kleine, door velden omgeven bosschen voor, en vertoont zich in den herfst en 's winters in de tuinen. Hij geeft de voorkeur aan dennen-, populieren- en wilgenbosschen.

Zij wonen in een eigen kampong, waar alles op zijn Javaansch is ingericht; hebben als gouvernementsonderdanen geen eigen bestuur, maar wel eigen mandoers en ook eigen velden voor rijstbouw. Zij dobbelen even erg als de Chineezen en zitten nog veel dieper dan dezen in speelschulden. De traagheid maakt dat zij het veld moeten ruimen voor de handiger Bandjareezen.

Woord Van De Dag

kei

Anderen Op Zoek