Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juli 2025


Heeft dan de graaf u insgelijks eenen bode gestuurd?" "Neen, maar de hofraadsheer Tancmar Van Straten bracht zelf mij de tijding." "De raadsheer Tancmar?" herhaalde Bertulf met zichtbare bekommerdheid. "Ja, en tevens de hofbottelier Walter Van Lokeren." "Zij hebben wel veel haast om in Brugge te verschijnen, heer voorschepen." "Inderdaad."

Een oorlog tegen hen zou voor langen tijd de openbare welvaart in Vlaanderen vernietigen." "Maar, heer graaf!" bemerkte Willem van Normandië verwonderd, "gij spreekt zoo welwillend van deze Kerels! Uw hofraadsheer Tancmar schilderde ze mij af als een verachtelijk ras van grove dorpers, van moordenaars en dieven." "Mijn hofraadsheer overdrijft. Hij haat de Kerels onzeglijk.

De listige Tancmar begon het voorgevallene te verklaren, in schijn met rechtzinnigheid; maar hij drukte met zulke welberekende kracht op de ontkenning van der Kerlen vrijheid en op de redenen van de weigering zijns zoons, dat de Erembalds hem knarsetandend aanhoorden.

Willem Van Loo zal hem gebruiken om den oorlog tegen onze vijanden te voeren. Wij kunnen later even goed over het lot van Frumold en van de anderen beslissen. Nu moeten wij het paleis gaan doorzoeken om te zien of daar geene onzer vijanden meer te ontdekken zijn. Gervaas Van Praet is ons ontsnapt; de beide zonen van den snooden Tancmar leven nog!

"Meent gij macht genoeg op den graaf te hebben om hem de Erembalds in de vervolving te doen begrijpen?" "Ik twijfel er niet aan", was het vaste antwoord. "Er is in alle gebeurtenissen eene natuurlijke volgorde die mij het recht geeft te denken dat de Erembalds in den val der Kerels zullen begrepen worden." "Gij brengt mij in erge verlegenheid, mehr Tancmar." "Maar neen, de zaak is eenvoudig.

"Dan zullen wij onzen plicht doen, en goed en bloed ten beste geven voor de vrijheid van Kerlingaland", antwoordde Robrecht. "Hopen wij evenwel dat de wijsheid van onzen graaf dit ongeluk zal voorkomen." "Is het waar", vroeg Willem Van Wervick, "dat gij Ghyselbrecht Tancmar ten hove uwen handschoen in het aangezicht hebt gesmeten?" "Het is waar", antwoordde Robrecht.

"Het is alweder voorbij, Martha", antwoordde het treurige meisje. "Onze jonkvrouw toont zich hard voor mij. Wat kwaad bestaat daarin dat ik mher Robrecht Sneloghe roemde?" "Geen, inderdaad; maar waarom spraakt gij van mehr Ghijselbrecht Tancmar zonder den verschuldigden eerbied? Mher Ghijselbrecht is ridder; wij zijn lijfeigene lieden, slaven."

Dat grove dorpers, onbeschaafde lieden zich aan zulk verbreken plichtig maken, dit laat zich eenigszins begrijpen; maar ridders, mannen van edelen bloede!... Nu, welke is de reden van den twist die tot in het diepste van ons paleis onze ooren heeft getroffen?" "Gelieft onze genadige heer graaf mij het woord te verleenen?" vroeg Tancmar. "Dat onze hofraadsheer spreke!" zeide de vorst.

De graaf had uit grootmoedigheid zijnen raadsheer Tancmar eenige gronden, die de kroon toebehoorden, ter leen geschonken. Burchard Knap had beweerd dat de graaf geen recht had om over deze gronden te beschikken en had er zijne lieden op gesteld, om Tancmar den eigendom er van met geweld van wapenen te betwisten.

Over de St-Salvatorskerk, op den hoek der Zilverstraat, stond de prachtige steen, door het huisgezin van Tancmar bewoond. Burchard en zijne mannen, toen zij voor dezen sterken Steen kwamen, begonnen met hunne zwaarden op de poort te slaan en te schreeuwen dat men zou openen; maar zij bekwamen geen antwoord, en het bleef binnen in het huis zoo stil alsof geen levend wezen zich er had bevonden.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek