Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juni 2025
Het "Patertje langs den kant," waarvan ik de eerste strofe met de melodie laat volgen, was echter geen bruiloftsdanslied, maar een Meidanslied; vgl. I. bl. 190. Daar ging een pa-ter-tje langs den kant, Hei, 'twas in de Mei, hij vat-te zijn zoe-te-lief bij de hand, Hei, 't was in de Mei zoo blij, Hei, 'twas in de Mei! Nog een enkel woord over de waarde van het kinderlied.
Van de heidense tijden af waren volksdichters gewoon geweest de een of andere gedachte uit te spreken in de scherpe, treffende kernachtige vorm van een korte strofe gekleed, die òf op een bepaalde gebeurtenis sloeg òf van meer algemeen satiriese of morele aard was en soms een zekere leerstelling door een »exempel" illustreerde.
Als tweede couplet zingt men een lied, dat aanvankelijk bij het inzamelen van hout enz. aan de huizen gezongen werd, en thans nog gezongen wordt dáar, waar deze inzameling door de jeugd in typischen lichtstoet nog gehouden wordt. Tot goed begrip dezer strofe dient men zich de legende van den H. Martinus te herinneren.
De Potgieterkenners onder mijn lezers herinneren zich wel de prachtige strofe: »Oud Amsterdam was 't kijkje waard," waarin onze dichter verklapt: »Ter sluik werd op die bank gekust." Dat nu deden wij nog niet. De stoep was voor ons wat de plankjes of het plat bij een duiventil zijn. We streken er op neer, als we van onze verre vluchten vermoeid thuis kwamen, ze was het buitenstuk van ons heim.
Deze laatste strofe is zoo melodieus, zoo goed en met gevoel gezegd geworden, dat de dikke juffrouw, die, zooals meer corpulente menschen, gevoelig van natuur is, merkt dat haar oogen vochtig worden en tot de andere zegt: „’k Heb met ’r te doen, juffrouw; ik word er vol van; je gaat er niet voor naar de komedie, hoor; ’t is waar wat je zei
Op Paaschzondag komen vroeg in den morgen eenige mannen en jongens op de markt bijeen en heffen daar het oude paaschlied aan, waarvan de eerste strofe luidt: Christus is opgestanden Al van de Joden hun handen, Dus willen we allen vroolijk zijn, Christus zal onze verlosser zijn. Halleluja. Over dit lied meer bij Dr. J. G. R. Acquoy in het Archief van Nederl. Kerkgeschiedenis I, bl. i vlg., en Dr.
Daaronder staat een liedeken, welks eerste strofe luidt: Let hier wel, die zijn genegen, En wiens hert vliegt tot den dans, Wat het werk is, 't geen zij plegen, Eer zij wagen nog de kans. Lucifer is daer in 't midden, Hij speelt meester van de bend'; Zonder men het kan verbidden Met zijn haek uw ziele schendt.
Tot deze groep behooren ook de afscheidsliederen in den trant van: Vaarwel, vaarwel, mijn zoetelief, Niet langer kan ik blijven enz., en de wachterliederen, wier allerberoemdste: "Het daget in den Oosten", om den verhalenden vorm bij den aanvang der derde strofe echter ook tot de balladen kan gerekend worden. Vooral in onze noordelijke provinciën krijgt het minnelied vaak een spottenden bijtoon.
In Zeeland luidt de tweede strofe van het rommelpotslied op Sint Silvester: Ik heb er den hemel al opengedaan, Daar zag ik twee arme zondaars staan; Met oogen als vuur en een strooband, Zoo rijden zij naar dat andere land. De beteekenis van den strooband is mij niet helder. Dit is niets anders, dan dat men te paard naar het strand en vervolgens een eindje de zee inrijdt.
Een overoud passielied, in Hollandsch Limburg en in België bekend, begint met deze strofe: Hier is 't begin van 't bitter lijden Van Onzen Heer Gebenedijde, Die ons van zonden heeft verlost, Dat heeft Zijn dierbaar bloed gekost. Het oude paaschlied: "Christus is opghestanden, Al van der martelijen allen" enz. heeft menige verandering ondergaan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek