United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op één en denzelfden dag klonk door geheel Nederduitschland, van den Weichsel tot aan de Elbe, van de Oostzee tot Berlijn, de kreet: "de Franschen komen!" Men zegt thans, dat zulks opzettelijk werd gedaan, om te zien, wat Nederduitschland doen zou. Indien het waarheid is, dan hebben zij 't te zien gekregen: Nederduitschland stond de proef door.

Toen kwam, een avond, een jonge man uit Velp, langs het slot. In 't bosch, waar hij doorging stond een hooge eikeboom. Terwijl hij bedaard doorstapte, zag hij eensklaps tegen den stam geleund, een hooge, witte gedaante. Eerst was hij verwonderd, en hij naderde iets. De gestalte wenkte hem. Hij deinsde terug, en sprak de aloude, goede spreuk: "Zoo gij van God zijt, kom nader.

Alles om hem heen was nieuw, frisch, jeugdig en vol komfort: de gelakte kolen-en turfbakken, de donker-bruine dubbele deur, waardoor men in de voorkamer kwam, met haar gevlamde paneelen, de schrijftafel van Jozef, in den hoek bij 't venster, een kadoo op zijn verjaardag van Mathilde, de glazen boekenkast, die er naast stond, de zwarte pendule op den schoorsteen, met een bronzen ruitertje er op.

Toen stond de visscher op en ging naar zijne vrouw in het armoedige hutje bij den mesthoop. "Man," zei de vrouw, "heb je niets gevangen?" "Neen," zei de man, "ik ving een' bot, die zei, dat hij een betooverde prins was: toen heb ik hem weer laten zwemmen." "Heb je je dan niets gewenscht?" zei de vrouw. "Neen," zei de man, "wat zou ik mij wenschen?"

Go stond op, en rechtte zich, maar Mary praatte nog voort, met haar naar de deur gaande: "Ik heb eigenlijk nog zooveel te zeggen; zoo'n oogenblik, dat je elkaar wezenlijk begrijpt, komt zoo zelden weer.... Maak je geen zorgen, dat je je studie op 't oogenblik duf en droog vindt.

Eene flesch Rijnwijn, die den hoogdravenden naam Johannisberger op de etiquette voerde, maar, blijkens den prijs en de onbekrompen vermenging met waterdeelen, waarschijnlijk niet uit den slotkelder van Metternich ontboden was, stond, door een vijftal groene glazen omringd, op een blaadje, naast de pijpen, op de tafel.

Dan stond zij op en ging even automatisch met hem naar huis, als zij gekomen was. Helle kreeg al meer en meer het gevoel, dat zij niet meer bij hem was. Hij wist niet juist hoe, maar het was alsof moeder niet thuis was, en hij verlangde naar haar even erg, als toen zij in Noorwegen was, eigenlijk nog meer, want toen had hij vader tenminste nog.

Ik zie haar nog te midden van meerendeels neergezeten mannen en vrouwen, de schoone, blanke Noord-Hollandsche boerin, onwillens op een kleine verhevenheid geraakt, uitstekend boven velen en zichtbaar voor ieders oog. Ik zie haar nog terwijl zij zich wendt en keert, met iets schichtigs in den blik, zich bedroevende misschien, dat ze in dezen stond met niets kon vervuld zijn dan met zich zelve.

Zij praatten en lachten en aten, eerst "karbenoaden en saucietjes" met aardappels en daarna pannekoeken die zwommen in melk, met boter en met bruine suiker. Het bier stroomde overvloedig en de koffie stond geurend op 't fornuis te dampen.

Ginder herkende hij zijn hof in de verte: de oude, zwaar staande daken, wit berijmd onder den berijmden hemel, op de sombere muren die zwart vlekten tegen den grijzen grond; heel de doening stond lijk gedroomd en gereed te vergaan, te smelten in 't overwegend wintergrijs, verdrietig om zien.