Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 oktober 2025
De schooier, in zijn schik, omdat hij zoo lekker gegeten had, zegde tot Uilenspiegel dat die jonge, schoone vrouw de koningin van de gaaischieting was, dat zij Mietje heette en de vrouw was van messire Renonckel, schepene van de gemeente. Dan vroeg hij aan Uilenspiegel nog zes duiten om te drinken: Uilenspiegel gaf ze hem.
De schilder stond aan z'n ezel te schetsen; in een luien stoel zat de schooier voornaam achterover geleund, den misvormden bloederigen voet op z'n schoot, 't fanatieke gezicht sterk belicht onderuit, dat 't wel treffend klassiek aandeed, als een apostel op een of andere primitieve schilderij.
»Was er niemand bij?« vroeg Monks op denzelfden hollen fluistertoon, »geen zieke schooier of idioot in een ander bed? Niemand, die 't hooren kon en bij mogelijkheid verstaan?« »Geen ziel,« antwoordde de vrouw, »wij waren alleen. Ik alleen stond bij haar, toen de dood kwam.« »Goed,« zei Monks en keek haar opmerkzaam aan. »Ga voort.«
Hier in de gang blijven staan als een schooier? Wat denk jij wel uilskuiken?" riep Jack uit en trachtte den kerel op zij te duwen. "Ho wat, dat gaat maar zoo niet, heerschap; 't is hier Gelijkheidshof; de een is hier even goed als de ander." "Toch niet in alle opzichten," antwoordde Jack en sloeg den kerel tegen den grond.
"Ja, ja, dat was 't, dat is 't natuurlijk geweest. Da 'k daar zóó maar, met slikkerige bene, zoo maar, net as 'n beest van de straat in je huis was geloope. Die beleediging, da 'k haar trappe bevuild had en jou fijne kleed in je kamer ... 't Was ommers 't minste, 't laagste ... Toe hadde jullie netuurlijk genog van de schooier; was zij nog te vies om an een kop uit dr keuke mijn lippe te zette ... Toe was 't uit met de eer van 'n bak warme troost uit dezelfde pot ... D
Deze broeders behooren tot elken leeftijd en tot alle standen der maatschappij: van den aanvalligen knaap, die aan tafel dient, tot den afgeleefden grijsaard, die zijne cel niet meer verlaten kan; van den monnik van adelijke geboorte en groot fortuin, tot den armen landlooper, die als een schooier op het eiland kwam.
En achter haar rug om, in den stofregen van bleekgoud vroeg-middaglicht, zag Johan, met éen blik, den mooien jongen schooier, dien hij daar straks op het Zocco gezien had, in het vierkant der wagenpoort treden, op zijn bloote voeten ging hij, voorzichtig met teêren tred.
En hij schudde zijn hoofd en sprak tot het kind. Hij zeide, dat het wel vreemd was dat hij het droeg, die nog dien zelfden nacht een man had gedood en daardoor de wraak der soldaten over de arme moeder had doen komen zijn liefde was het, de liefde van den deugniet, van den onverschilligen schooier, die zich om geen mensch ooit bekommerde, waardoor al het ongeluk was gebeurd.
D'r most wel degelijk een op komst zijn... Wat 'n schooier toch! Wat 'n patser! 's Middags, an tafel, spraken ze d'r verder over. Eerst werd 't zacht an de vrouwen verteld, schudden die 't hoofd.
Te midden der groepen bewegen zich, met rustigen tred en een weemoedige uitdrukking op hun zachtzinnig gelaat, vijf of zes monniken; zij helpen hier een kind aan boord stijgen, bezorgen ginds een armen schooier vrijen overtocht, koopen een brood voor een armen kreupele: in één woord, zij zijn overal bezig, om waar zij kunnen de ongelukkigen en behoeftigen onder de schare te helpen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek