Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juni 2025
Weliswaar waren er slechte menschen, die artikelen en diensten op crediet verkregen, die zij niet van plan waren ooit te betalen, zorgelooze en verkwistende menschen, die meer kochten dan zij konden betalen, en dwaze en wat al te goed vertrouwende menschen, die, nadat zij door arbeid en spaarzaamheid een flinken voorraad artikelen bijeen gezameld hadden, deze ruilden voor aandeelen in ondernemingen, die nooit rendeeren konden.
Met zelfgevoel en liefde waren zij aan hunne wetten en staatsinstellingen gehecht. »Dáárdoor wisten zij zich staande te houden te midden der groote Europesche beroeringen, en ruilden zij hunne plaatsen voor geene andere in.
«Zeker wil ik dat!» zei de man met de koe, en nu ruilden zij. Dat was alzoo afgedaan, en de boer had nu best weer kunnen terugkeeren; want hij had nu immers afgedaan, waarom het hem te doen was; maar daar hij zich eenmaal op de jaarmarkt gespitst had, wilde hij er ook naar toe, alleen maar om deze eens te zien, en daarom ging hij met zijn koe naar de stad.
Zij gaven hun ijzeren wapenen, daarvoor ruilden zij gouden sieraden benevens koper- en ijzererts. De Moeder zond boden en raadde hun, zij zouden den ruilhandel laten varen. Daar was gevaar, zeide zij, voor hunne zeden, en indien zij hunne zeden verloren, dan zouden zij ook hunne vrijheid verliezen.
Dies zoog de wind, die nutloos voor ons floot, Al waar' 't uit wraaklust, uit de zee een heer Van booze dampen, dat, op 't land verbreid, Elk nietig stroompje zwellen deed van trots, Zoodat het bruisend uit zijn bedding brak; Dies droeg ook de os zijn juk nu te vergeefs, De ploeger zwoegde om niet, en 't groene graan Verrotte, aleer zijn jeugd een baard bekwam; Leêg staat de schaapskooi op 't verdronken land, En kraaien smullen aan 't bezweken vee; De kegelbaan is opgevuld met slijk; De kronkelpaadjes zijn in 't weeldrig groen Onkenbaar, omdat niemand ze betreedt; Dies derft het menschdom thans des winters lust, En maken lied noch koorzang de' avond kort; Dies heeft de maan, die 't waatrenrijk gebiedt, Van toren bleek, de lucht van damp vervuld, Zoodat de kilheid tal van ziekten kweekt; Ziet, ons verstoord zijn heeft den loop verstoord Der jaargetijden; wit berijpte vorst Valt in den schoot der teedre lenteroos; Den ouden winter wordt op 't gladde hoofd Als waar' 't voor spot, een geur'ge krans gedrukt Van frissche zomerknoppen; lente, zomer, De gulle herfst, de stuursche winter ruilden Van kleed; de wereld, gansch verbijsterd, kent Hen, zelfs aan bloem en vrucht, niet uit elkaâr; En heel die sleep van plagen komt alleen Van onze oneenigheid, van onzen twist; Wij hebben dien verwekt, dien voortgebracht.
De ruilhandel bracht den Noormannen bovendien veel voordeel, want een Skrällinger gaf voor een stuk van een' rooden doek gaarne eenige kostbare pelzen, en toen de Noormannen geene roode doeken meer hadden, ruilden de Skrällingers kostbare huiden voor een' schotel melkpap.
Een kip vindt altijd wel een graantje; zij kan zich bijna geheel zelf voeden; ik geloof, dat het een goede ruil zou zijn, als ik haar voor de gans kon krijgen... Willen we ruilen?» vroeg hij den daglooner. «Ruilen?» herhaalde deze, «ja, dat zou niet kwaad zijn!» En zoo ruilden zij. De daglooner kreeg de gans en de boer kreeg de kip.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek