United States or South Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Lejanne neemt zijn geweer; ik steek mijn revolver in mijn gordel, en na onzen makkers te hebben aanbevolen, in onze afwezigheid goed de wacht te houden, vertrekken wij in gezelschap van onzen roodhuid. Zijne prauw is zeer lang, zeer smal en bij uitnemendheid onzeewaardig. Wij zitten op den bodem, met opgetrokken beenen, in eene zeer vermoeiende houding.

De Roodhuid nam hem op met een paar doordringende oogen, en zei toen: "Van het zuiden af zijn twee mannen te voet hier gekomen; de een heeft zich hier verscholen, en dat zijt gij; de andere is verder gegaan, de prairie in. Daarop zijn drie ruiters gekomen, die den voetganger achterna zijn gegaan, en die hebben hem een kogel door het hoofd gejaagd. Twee hunner zijn doorgereden.

Eindelijk werd ook nog tusschen al die aardsche kreten soms een akelig geluid vernomen, dat ditmaal niet door cojoten veroorzaakt werd. Dat was de gil van den Roodhuid, waardoor een pionier niet misleid zou worden en derhalve ook niet door dezen voor het geschreeuw van wilde beesten genomen zoude zijn.

De Roodhuid zag dat, en weerde zich als een razende, om zijn leven te redden; maar elke nieuwe zet, de krachtigste niet uitgezonderd, bracht hem hoogstens een el vooruit, terwijl Davy op zijn gemak het dubbele van dien afstand voorwaarts kwam. De laatste bereikte nu de plaats, waar de beek zich in het meer stortte. Het beekwater greep hem, en sleepte hem mee.

Nu gaf de Roodhuid ook aan den Engelschman de hand, en antwoordde: "Ik ben de vriend van elken goeden en eerlijken blanke; maar dieven, moordenaars en lijkenschenders moeten verdelgd worden door den tomahawk!" "Hebt gij zulke slechte menschen reeds ontmoet?" vroeg Humply. "Ja.

Een roodhuid had meer vrijheid in de behandeling van zijn slaaf, dan een blanke in de behandeling van zijn hond. Eigenaar te zijn van een ploeg negers, was de hoogste wensch van elk opperhoofd der Creeks of Seminolen; hun aantal was, even als dat zijner squaws, een bewijs van zijn rijkdom en rang.

Maar nu hebben wij ons voorloopig bezig te houden met het tegenwoordige oogenblik." "En dan is allereerst de vraag," merkte Davy op, "of wij den Roodhuid kunnen vertrouwen. Zal de Groote Wolf zijn woord houden?" "Zeer zeker. Nog nooit heeft een hoofdman den eed geschonden, waarbij hij de vredespijp gerookt had.

Maar toen hij vervolgens den Indsman sloeg, nam ik mij voor, hem daarvoor een behoorlijk lesje te geven, zooals ik dan ook gedaan heb." "Het is te hopen, dat het hem tot waarschuwing zal strekken. Trouwens, als gij hem zóó geraakt hebt, dat hij er een stijven vinger van houdt, is het met hem als Westman gedaan. Maar wat ik van den Roodhuid moet denken, weet ik niet." "Hoe zoo?"

En intusschen waren we innig gelukkig, dat we dezen avond weer zoo'n levensgevaarlijk avontuur hadden genoten. Al was De Witte Arend ook nog zoo'n ellendige roodhuid, voor geen goud, voor onze heele maatschappelijke toekomst zouden we hem niet hebben willen missen. Niet hebben kunnen missen. Wat was onze vale buurt, wat ons dreinig schoolleven zonder De Witte Arend?

"Gijlieden zijt van morgen aan mijn krijgslieden ontkomen," zei de hoofdman op zeer strengen toon. "Maar de groote Manitou heeft u nu in mijn handen gegeven; en voor de moorden, die gij gepleegd hebt, zult gij aan den martelpaal huilen en kermen, zoo luid, dat alle bleekgezichten in het gebergte het hooren." De twee verstonden ieder woord van den Roodhuid, want hij sprak tamelijk goed Engelsch.