Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 juni 2025


Reinier wilde juist zijn glas aan de lippen brengen, toen Ros, die Stargardts oppasser geworden was, aankwam en zich, salueerend, tot den gastheer richtte met de boodschap: »Commandant, de ritmeester wou u graag even spreken." »Verduiveld!..." riep Reinier, niet in staat een opwelling van drift te bedwingen. »'t Is goed!" zei hij tegen den huzaar, die daarop rechtsom-keert maakte en aftrok.

"Heeft de ongelukkige het u in zijn laatsten levensstond niet gezegd?" vroeg Magdalena, hem met een somberen blik aanziende: "het is de zoon van den vermoorden Overste." "En zijn moeder?" vroeg de Ritmeester.

Terwijl de Ritmeester de noodige bevelen gaf om de gewonden te bezorgen en de gevangenen te binden, kwam Bouke op eens naar hem toeloopen. "Heer Baron!" riep hij toornig uit: "zij vermoorden den weerloozen Overste." "Dat zal hun de duivel!" schreeuwde Reede, driftig naar de boerenwoning loopende: "willen zij, spijt mijn last en dien zijner Excellentie, de Spaansche gruwelen nabootsen?"

Onwillekeurig sprak hij fluisterend, als vreesde hij, den wachtmeester te zullen wekken. »Hij lag met zijn gezicht naar den grond." »Dan is er wellicht nog leven in," zei Jakob Stargardt. Hij knielde bij den gewonde neer. Reinier opende de oogen, en staarde zijn ritmeester vlak in 't gezicht. »Laat mij sterven!" zei hij met zwakke stem, »en vervolg mij niet tot aan mijn dood!"

»Vraag dat maar eens aan de anderen; ik heb het hun verteld," antwoordde Vermaat, terwijl hij een flesch open trok. »Och, oude nesterijen!" zei de grijze wachtmeester schouder-ophalend. »Maar de ritmeester handelt verstandiger dan jij, Vermaat; hij toont, dat hij 't geen vroeger tusschen jullie is voorgevallen, vergeten en vergeven heeft." »Wie zègt je, dat hij vergeten heeft?" vroeg Reinier.

Bouke reikte hem den pels aan, dien hij over het hemd aantrok, terwijl hij al rillende en klappertandende zich naast zijn bed nederzette. Een Luitenant van de Garde werd binnengeleid, die hem aldus toesprak: "Zijne Excellentie verzoekt u, Heer Ritmeester! mij op staanden voet in volle wapenrusting te willen volgen, met uw dienaar."

Uyttenbogaert, schoon deze 't anders meende, weet gij, in zijn preek van laatstleden Zondag, toen hij zeide.... ja wat zeide hij ook?.... In die schoone leerrede, toen.... wat duivel zeide hij toch?".... Hier richtte de goede Ritmeester zich op in den zadel, nam den hoed af en hield dien tusschen duim en wijsvinger, terwijl hij met de andere hand zich het achterhoofd wreef, zette vervolgens den hoed weder op, bracht de hand voorwaarts, rolde zich den knevel om den wijsvinger, hoestte, hemde en mompelde eenige reizen achtereen: "ja, wat duivel zeide hij toch?"

"Zoo!" zeide de Ritmeester, de oogen wrijvende: "ja het is niet anders: kom de vorsten iets vragen, dan is 't zelden te huis, hebben zij ons noodig, men moet op elk uur van den dag of nacht klaar zijn: doch dat is tot daar aan toe; breng den bode hier, Bouke!.... of wacht! geef mij eerst mijn pels."

Zie dat jij oe paôrd van den ritmeester weer krijgt, die het met enomen heeft: aôrs, honderd daôlders heeft hij er veur elaôten, die zijn tot oe dienst: ze liggen boven, en zooals ik oe zeide, niemand moet iets bij mij te kort komen."

Toen trok hij den schotel naar zich toe en begon te eten, terwijl hij voortging in het naast zijn bord liggend boek te lezen. Op dit oogenblik kwam een lang, statig officier, de ritmeester Jawschin, de kamer binnen en naderde Wronsky. "Ha! daar is hij toch!" zeide hij en sloeg hem krachtig op de epaulet. Wronsky keerde zich geërgerd om, maar zijn gelaat helderde dadelijk op, toen hij Jawschin zag.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek