Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juli 2025
De vrouw, welke meer met de plaatselijke gesteldheid scheen bekend te zijn, en met onbenevelde oogen had rond getuurd, stak nu het hoofd uit de kar, en gebood den nog half slapenden Casper weder op te klimmen: "Ik zie duidelijk," zeide zij, "dat wij de sloot nog op zijde hebben; zij stuit tegen den kruisweg; rijd dus voort, en let wél op!"
Maar,... er is niets aan te doen, anders ben ik er weer den heelen dag mee bezig. Ik keer mij om, en, half boos en half beschaamd over mijzelf, rijd ik terug, recht naar het herbergje. De glazen portaaldeur staat er nog open, maar,... geen mensch in het schemerig, ongezellig gelagkamertje... Es 'r iemand? roep ik, meteen op de schenktafel kloppend.
«Dat zal jij het best weten, man!» zei zijn vrouw tegen hem. «Vandaag is het juist jaarmarkt, rijd naar de stad, geef het paard voor geld weg of doe er een goeden ruil voor: zooals jij doet, is het mij altijd goed. Rijd maar naar de jaarmarkt toe!» Zij deed hem zijn das om, want daar had zij meer verstand van dan hij; zij maakte deze met een dubbelen strik vast: dat stond heel goed!
"En hij vertelde U....?" zeide De Witt, terwijl hij den Prins met zijnen uitvorschenden en doorborenden blik aanzag. "O, mijnheer de Raadpensionaris," gaf de Prins op onnoozelen toon ten antwoord, "hij vertelde mij zulke aardige stukken van zijne jachthonden.... Doch hier zijn wij er. Ik rijd door naar het Huis ten Bosch, om eens naar de mijne te zien. Uw dienaar, mijnheer de Raadpensionaris!"
"En ik rijd met prinses Warwara in haar rijtuig," zeide hij, "te meer, daar de vorstin bang is in deze char
Sir John kwam hen opzoeken, zoodra de volgende opklaring van 't weer dien morgen hem toeliet uit te gaan, en na het verslag van Marianne's ongeval werd hem dringend gevraagd of hij ook een heer kende te Allenham, die Willoughby heette. "Willoughby?" riep Sir John: "wel, wel, is die hier buiten? Dat is goed nieuws; ik rijd er morgen heen en vraag hem voor Donderdag ten eten."
"Als gij mij voor zoo bête houdt, rijd ik niet weg vóór midden in den nacht...." "Waartoe die fanfaronnade. Wij zullen vroeg eten en.... om zeven ure het rijtuig, kapitein!" sprak Francis met gezag.
"Gij komt van de reis," zeide de barones; nu ga ik dadelijk heen. Ja, ik rijd dadelijk weg, als ik stoor." "Waar u is, is u altijd thuis, barones," antwoordde Wronsky. "Bonjour, Kamerowsky," zeide hij tot dezen met een koele handdruk. "Kijk, zoo iets liefs weet gij nooit te zeggen," zeide de barones tot Petritzky. "Niet? En waarom niet? Wacht maar eens, na het diner spreek ik ook niet slechter."
"Hoor, Sancho," sprak hij, na het schitterend gezelschap een poosje te hebben opgenomen, "rijd heen naar de schoone dame op dat witte jachtros, breng haar mijn groet over en zeg haar, dat ik, Don Quichot van La Mancha, de leeuwenridder, haar de handen kus en vergunning vraag, om haar mijne eerbiedige opwachting te maken."
Daarom wil ik u een goeden raad geven: stijg onmiddellijk te paard en rijd naar Karatowa. Ik zal u een goeden gids meegeven. Daar willen wij volstrekt niet heen. De slager zei het toch! Dat was een leugen. Wij willen naar Uskub, en dat treft goed. Wij nemen uw verdediging op ons, wanneer gij den ouden Mubarek daarheen vervoert. God beware mij! Men schiet ons onderweg dood!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek