Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Beiden gingen zitten en Joan gaf aan zijn vriend een beknopt verslag van zijn lotgevallen, waarna hij wederkeerig zijn verlangen te kennen gaf, om te weten wat Hendrik op deze plaats gebracht had. Raesfelt voldeed aan dit verzoek en vertelde omstandig wat hem overkomen was. Wij zullen van dit verhaal alleen de hoofdpunten aan onze lezers mededeelen.
"De humaniora, dat zijn de beginselen der taal, verstaat hij echter door Gods zegen," zeide Raesfelt: "en wat het blokken betreft, heeft hij niet, meer dan eens, uren achtereen op mijn kamer doorgebracht?" "Ja, dat geloof ik, Dominee," zeide de Baron, lachende: "in dien stoel zonder zitting: dat is ook een gevangenis, waar men niet uitkomt, als men er zich eens heeft ingewerkt.
Nadat die wederzijdsche stilte een geruimen tijd geduurd had, stond Raesfelt op, schudde het hoofd, stak de beide handen naar Joan toe en zeide: "Gij bevindt u waarlijk in een toestand zoo rampzalig als weinig menschen ondervinden; doch alle dingen moeten medewerken tot zaligheid voor hem die gelooft."
"Ongetwijfeld!" antwoordde de Predikant: "niet zoozeer omdat gij den Jezuïet hebt laten ontvluchten, als om dat ongelukkige briefje, dat gij geschreven hebt." "Ik heb geen Jezuïet laten ontvluchten en ook geen briefje geschreven," zeide Joan: "aan wien was dat briefje gericht?" "Waarschijnlijk aan uw boozen medemakker," zeide Raesfelt. "Het was nagemaakt!
Raesfelt had den Baron dus niet hooren inkomen: en deze, zijn raadsman zoo diep in gedachten vindende, had hem niet willen storen, maar zich naast den ingang op een boekentrapje nedergezet en was mede aan 't peinzen geraakt, hoe hij het gesprek zoude aanvangen, toen hem de uitroep van Raesfelt als uit een droom ontwaken deed.
Wij hebben vroeger gezien dat dit briefje door Eugenio geschreven was en aanleiding gaf tot het misverstand, dat Joan te Tiel bijna zoo duur was te staan gekomen. Te Nijmegen echter was Raesfelt reeds gevangengenomen en dadelijk naar Den Haag gezonden, waar hij sedert dien tijd op de Gevangenpoort gezeten had.
Als vreeselijke spoken drongen zich deze benauwende gedachten voor den geest des Barons, totdat hij eindelijk besloot, nog den volgenden morgen een einde aan alle onzekerheid te maken, door met den Predikant Raesfelt de middelen te beramen, geschikt om de zaak tot effenheid te brengen, en deze dan hoe eer hoe beter in 't werk te stellen. Je suis, dit-on, un orphelin.
"En wat zegt het aardsche heil voor hem, die een beter vaderland verwacht?" zeide Raesfelt: "alle vleesch is als gras, en alle heerlijkheid des menschen is als een bloem des velds: het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen: want hoedanig is het leven? het is een damp, die voor weinig tijds gezien wordt en daarna verdwijnt.
En zich eensklaps bedenkende, haalde hij zijn smeekschrift voor den dag en bood het den Prins aan. "Hendrik Raesfelt!" zeide de Prins, terwijl hij het vluchtig inzag: "Van Kinschot, is dat die jongeling niet, die dezen nacht...." "Dezelfde!" antwoordde de Fiskaal. "Uw zoon is een verharde Arminiaan," zeide Maurits lachende tegen Raesfelt.
Hij luisterde zelfs bereidwillig naar de vermaningen, die de Predikant Raesfelt zich somtijds verplicht vond hem in gemoede te maken, en antwoordde dan maar meteen: "Ja Dominee! maar ik kan mijn leven toch niet moêrziel alleen doorbrengen. Als Bouke en Joan maar weerom zijn, dan zal alles wel weer te recht komen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek