United States or Suriname ? Vote for the TOP Country of the Week !


Agatha was ingeslapen, en Smerdis weggegaan, en dus waren wij alleen. Toen hebben zij mij gezonden naar den poortwachter Horus, om wat van zijn grof gerstebrood te halen. Hij geeft mij altijd alles, en wij houden daar zooveel van. Wij zijn boeren, en hebben hard gewerkt met de bijl en de schop, en nu gaan wij eten. Hebt gij ons huis al gezien? Wij hebben het zelf gebouwd!

Eerst toen hij deze ledig vond, was hij teruggekeerd, maar te voren had hij een bloemruiker, dien hij had meegebracht, vastgebonden aan een beeld van Eros, dat daar stond. De poortwachter en Barine's kamermeisje beweerden dat hij dronken was geweest. Dat hadden zij gezien, toen hij met zijne makkers, die op hem wachtten, strompelend weder weg was gegaan.

De tijd drong; lieden van één stand en gelijke gezindheid begrijpen elkander. De oude portier en de Nubische waren beiden trouw gehecht aan hunne meesters en daarenboven landgenooten, dus had zij maar weinig woorden noodig om den poortwachter over te halen haar aanstonds aan de legerstede van den gewonde te brengen.

De poortwachter antwoordde, dat de meest vergulde verkens niet altijd de kleinsten waren, dat hij overigens goed wist, dat de Franschen spotters van nature waren, en keizer Karel voor 't oogenblik oorloogde in Italië, en dus niet voor de poorten van Oudenaarde wezen kon. Daarop schreeuwden de keizer en de heeren nog luider, zeggende: Als gij niet opendoet, laten wij U braden op eene lans.

In een der beide hallen wordt handel in groenten gedreven, in de andere is een schoenmakerswerkplaats. De poortwachter ziet er uit als een ellendige bedelaar, en van den kelder tot den zolder vindt men niets anders dan arme uitgehongerde menschen. En met het paleis Corvaja gaat het niet veel beter.

Ondertusschen kwam een boer de stad binnenloopen om te zeggen, dat hij in de omstreken een Franschen aanhang gezien had, die op Oudenaarde aanrukte, om alles te stelen en te rooven. Op die rede sloot de poortwachter zijne poort en liet de andere poortwachters door een knaap der gemeente verwittigen. Maar de wacht kermiste zonder van iets te weten.

Een groot licht zou geleken hebben op een sein, waarmee de vijand zijn voordeel had kunnen doen. De borstweringen, de forten en de wallen waren blijkbaar in een goeden toestand gebracht. Tsjetsjewiek en Maroessia naderden de poort der stad. Maar hoe nu? Zij scheen niet bewaakt te worden. Het kleine poortje was wel is waar half versperd, maar daarachter bevond zich niemand, zelfs geen poortwachter.

Zij liet Piero, den poortwachter, gekleurde lampions maken. Zij overreedde haar vader schilden en aanplakbiljetten te schilderen, en zij liet haar kamenier, Lucia, die van Capri was, kettingen van koraal en doosjes van schelpen maken. Zij was evenwel volstrekt niet zeker, dat er een enkel mensch zou komen op haar feest. Allen waren tegen haar, niemand wilde haar helpen.

Aan den rand der slotgracht gekomen, riep hij met luider stem den poortwachter toe en gebood hem zijn meester te verzoeken, of hij een zwervend ridder eenige dagen huisvesting wilde verschaffen. Met groote bereidwilligheid gaf de aangesprokene aan zijn wensch gehoor en verdween uit het gezicht, om na korten tijd opnieuw te verschijnen, gevolgd door eene schaar van ridders en knechten.

De thands geen kwaad vermoedende poortwachter opent de deur ten deele maar nu brengt de bode er vaardig zijn arm tusschen, en weert de sluiting; en daarop schieten Culemborchs krijgsknechten, heimelijk in den rosmolen verborgen en op de loer liggende, haastig toe, stormen de poort binnen, vermeesteren het kasteel, en brengen het op deze wijze weder in handen der rechtmatige bezitters.