United States or Angola ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij gaf ons de hand, met een lichte buiging, voor hij op den grond nederhurkte, en onder het gesprek liet hij merken, dat hij Hollandsch niet alleen, maar zelfs een dozijn woorden Engelsch verstond. Zijn dochtertjes werden binnengeroepen en kwamen aan de hand der in paarse zij gekleede moeder, de twee kleinsten in jurkjes zooals Hollandsche kinders er dragen.

En nu ging hij verder en betoogde, dat men door hoekmetingen den versten afstand der maan tot de aarde bepalen kan op 54,644 geographische mijlen, den kleinsten op 48,961, den gemiddelden op 51,803, alles met een zeer kleine onzekerheid. In een volgende bijeenkomst gaf hij een andere opheldering.

Mithridanes, die hoorde, dat de roem van Nathan den zijne verminderde, zei in woedende gramschap ontbrand: O ongeluk over mij! Wanneer zal ik de mildheid van Nathan in groote dingen bereiken, als ik hem zelfs nog niet in de kleinsten kan nabij komen?

Voor den schoolmeester had Gerrit altijd heel veel eerbied gehad; maar meer nog had hij met groote jaloezie den machtigen man benijd, die zoo als onbeperkt alleenheerscher in de school over al de jongens en meisjes regeerde; die strafte en beloonde naar welgevallen; en die zooveel wist, dat alle bewoners van het dorp, van den grootsten tot den kleinsten, behalve dominee en dokter, al hun kennis aan hem te danken hadden.

De andere echter vond goed, hem den kleinsten mast te brengen, als naar zijn oordeel beter geschikt voor het doel, dat Krassus zich voorstelde. Krassus, zijn gronden vernomen hebbende, liet hem dapper met roeden slaan, als meenende dat het belang van de krijgstucht van meer gewicht was dan het belang van het voorgenomen werk.

In de verte, bij een looverhuisje, zag ik drie of vier kinderen, waarvan de twee kleinsten in een wagentje zaten. Voor het lieve rijtuig waren twee schapen gespannen. De voerman was een jongetje van ongeveer tien jaar. Aan elke zijde van het wagentje liep eene oude dame, om de kinderen voor ongeluk te behoeden. In het looverhuis zat een grijsaard, die niet min dan zestig jaar oud kon zijn.

Een koor van jongelingen en jonkvrouwen zong een feestlied, waarin zij de goden smeekten om geluk voor de edele moeder en hare kinderen; de aanvoerster van het meisjeskoor hield een korte aanspraak uit naam van de geheele stad, en terwijl zij sprak, hadden de kinderen zich in rijen geschaard. De kleinsten stonden vóór de grooteren, en deze weder voor de allergrootsten.

Na het patertje, een marsch: een plechtige, statige marsch, Laurens voorop, al de kinderen achter hem, elkander bij de slippen der jurk of bij de punt van het buisje vasthoudende: de grooten voorop, de kleinsten achteraan. O! die zoo gelukkig was, den grooten Laurens zelven bij de rokspanden te mogen vasthouden.

Ge ziet er van allerlei vorm en afmeting: de grootsten hebben de gedaante van reusachtige cylinders, en prijken tusschen de zuilen aan de voorgevels der tempels; de kleinsten, aan ballons gelijk, hangen in rijen voor de deuren der herbergen en aan de galerijen der huizen van vermaak.

En om als een gevonden kind, als een basterd, hier of te Leiden bekend te zijn, daartoe, vergeef het mij vader! ben ik te eergierig; misschien is dat dwaas van mij, en zal ik met de jaren mijn hoogmoed leeren onderdrukken; doch nu kan ik het denkbeeld niet verdragen, dat ik, die in geheel de omstreek altijd als de erfgenaam van Sonheuvel heb doorgegaan, opeens door den kleinsten boerenjongen met den vinger zou worden nagewezen.