Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juni 2025
"De dief," riep Hannibal Pantalucci eensklaps uit. "Maar waarom zal hij dat niet zijn, wien gij opgedragen hadt zijne gelijken te beoordeelen?" "Wat wilt gij daarmee zeggen?" vroeg de officier van politie. "Welnu.... die Makatit, die daar de rol van toovenaar op zich nam, heeft kunnen hopen alle verdenking van zich af te wenden!"
"Top, dat neem ik aan," antwoordde Cyprianus zonder aarzeling. "In dat geval," meende Hannibal Pantalucci te moeten opmerken, "zullen wij moeten overeenkomen, dat ieder onzer zijne onafhankelijkheid blijft behouden, en dat hij vrij zal wezen zijne makkers te verlaten, wanneer hij dit nuttig en doelmatig zal achten om den vluchteling te achterhalen!"
Wanneer hij bij ongeluk een landmeter of een opnemer in de nabijheid zijner woning zag rondzwerven, dan was hem alle lust benomen, dan at en dronk hij dien dag niet!.... En toch, het viel niet te ontkennen, hij werd steeds vetter! Een zijner bitterste plaaggeesten was thans Hannibal Pantalucci.
"Welnu," hernam eindelijk John Watkins, nadat hij weer bij adem gekomen was, "welnu, wanneer het waar is.... dan moest men u oogenblikkelijk doodschieten op den grooten weg bij het kamp!.... Ziedaar mijn gevoelen, mijnheer Méré!" "En het mijne ook!" meende Hannibal Pantalucci met een gebaar van bedreiging er bij te moeten voegen. Miss Watkins was doodsbleek van haren stoel opgesprongen.
Matthijs Pretorius, die sedert hij de akelige grappen van Hannibal Pantalucci niet meer te verduren had, veel geruster van inborst was geworden, zat daar aan met Thomas Staal, die van gezondheid en kracht straalde, met den makelaar Nathan, met andere pachters, mijnwerkers en kommissarissen van politie.
Er bevond zich een loslendige Napolitiaan in met lange zwarte haren, met een echt perkament-gezicht, met oogen om bang van te worden, en die vertelde dat hij Hannibal Pantalucci heette; verder een Portugeesche jood, wiens naam Nathan was, een echte diamant-kenner, die zich in zijn hoekje zeer stil hield en het menschelijk gewriemel met wijsgeerigheid beschouwde; dan nog een mijnwerker van Lancashire, Thomas Steel genaamd, een lange lummel met rooden baard en stevige heupbeenderen, die de steenkolen-mijnen ontvlucht was om zijn gelukkig gesternte in Grikwaland te beproeven; verder een Duitscher, Herr Friedel, die steeds machtspreukig als een orakel sprak, en altijd alles wist wat op de ontginning der diamanthoudende terreinen betrekking had, hoewel hij nimmer een enkelen diamant gezien, veel minder bezeten had; ook nog een Yankee met fijn gevormde lippen, die slechts samenspraken hield met zijne lederen veldflesch en die waarschijnlijk in de ontginningsvelden een drankwinkeltje kwam openen, waarin de meeste verdiensten van den mijnwerker zouden verdwijnen; dan nog een pachter afkomstig van de boorden van de Hart-rivier, een Boer van den Oranje-Vrijstaat; een ivoorhandelaar, die naar het land der Namakken trok; twee kolonisten uit de Transvaal, en een Chinees, die Li heette, zooals een achtenswaardig Chinees betaamt.
"Het is waarachtig tijd om koffie te zetten!" mompelde hij. En zonder dralen wierp hij zijn deken, waarin hij gerold lag, van zich af, sprong op en begon zijn morgentoilet te maken, eene bezigheid, die hij in de woestijn evenmin veronachtzaamde als overal elders. "Waar hangt Pantalucci toch uit?" vroeg hij zich eensklaps af.
"Dat is Makatit zelf!" hernam Cyprianus, die zich gehaast had zijn kijker voor het oog te brengen. "Ik herken zijn karretje en zijn struisvogel zeer goed!.... Ja, hij is het!" Hij reikte zijn kijker aan Hannibal Pantalucci over, die zich van de juistheid van het feit kon overtuigen. "Op welken afstand rekent gij dat die man zich thans van ons bevindt?" vroeg Cyprianus.
De teleurstelling van Cyprianus en van Hannibal Pantalucci was dan ook groot, toen zij, na een ijverige verkenning van het spoor der ossen gedurende twee of drie uren, tot de overtuiging kwamen, dat alle hoop om ze terug te krijgen ijdel was. De toestand was buitengewoon verergerd en men was verplicht andermaal raad te beleggen.
Hij opende de oogen en zag dat Hannibal Pantalucci naast hem gezeten was. "Ik kan niet slapen," zei de Napolitaan, "en in dat geval denk ik, dat ik even goed bij u kan komen zitten." "Dat is zeer vriendelijk van u," antwoordde James Hilton, terwijl hij zich uitrekte, "mij zouden eenige uren slapens niet onwelkom zijn. Als gij zoudt willen, zouden wij het met elkander kunnen vinden!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek