United States or Niue ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik dacht dat allen, behalve Mijnheer Van Nieuwland ons verlaten hadden; maar nu heb ik de Hemel te danken, dat hij mij een tweede beschermer heeft toegezonden. En ik, ik dorst u in mijn geest van ontrouw beschuldigen! Vergeef die dwaling aan mijn benepen hart, Mijnheer De Vos?"

Door nieuwsgierigheid aangedreven poogde zij het aanzicht van de lijdende ridder te zien. Eensklaps herkende zij Adolf van Nieuwland, en zij week met een schreeuw van verbaasdheid achteruit. "Kom, mijn heer Vader!" riep zij. "Komaan, laat ons hier niet blijven, ik bid u! O komaan!" Robrecht verwonderde zich over de vrees die zijn dochter zo schielijk bevangen had.

Nochtans elke maal dat Adolf van Nieuwland haar bezien had, was zij tot op het voorhoofd rood geworden; elke maal dat zij de stem of de naam van Adolf hoorde, ontstak haar hart in een onbekende gloed en joeg hevig. Het beeld van de jongeling zweefde, tegen haar dank, zonder ophouden voor haar gezicht, en geen droom ontrustte haar slaap of hij was erin gemengd.

Onder Jan van Namen, de Veldheer, bevonden zich meest al de ridderen die zich in de slag te Kortrijk hadden doen kennen: de jonge Gwyde, Willem van Gulik, Jan van Renesse, Jan Borluut, Pieter Deconinck, Jan Breydel en meer anderen. Adolf van Nieuwland, nog niet van zijn ziekte hersteld zijnde, kon die tocht niet bijwonen.

Adolf van Nieuwland herkende in hem dezelfde monnik, welke hem de brief van Robrecht van Bethune had gebracht, en meende hem met luider stem te groeten, maar de bewegingen van de monnik werden zo zonderling dat de woorden op de lippen van de jonge ridder vergingen.

Of wanneer "de vijanden van het liegen," zoo als Nieuwland de makelaars aardig noemde, "dewijl het in geen duizend jaren gebeurt, dat zij iemand willens en wetens bij den neus nemen," wanneer zij salariëren, dan kiezen zij jongeluî, arm genoeg om afhankelijk te blijven.

"Zie, mijn trouwe vogel," riep het meisje, terwijl zij de valk met het hoofd naar Adolf keerde, "zie, nu geneest Mijnheer Van Nieuwland, die wij zo lang sprakeloos hebben zien liggen. Nu mogen wij weder tezamen spreken, en nu zullen wij niet altijd zo in het duister zitten.

Denkende dat het tijd was om een einde aan die driftige uitstortingen te stellen sprak hij: "Mijnheer Van Nieuwland, het dunkt mij dat gij u niet over het lot te beklagen hebt. Hoe zeer het mij pijnt uw geluk te verstoren, moet ik u echter van elkaar scheuren; want daar hoor ik de paarden op de voorhof briesen en met de voeten stampen. De tijd verloopt!"

Toch wenschte Nicolaas Nieuwland, burgemeester van 's-Gravenhage, in 1626 zulk een huwelijk aan te gaan, waartoe prins Maurits toestemming gegeven had. Maar, terwijl er reeds twee geboden gegaan waren, schutten Heeren Staten het derde en, niettegenstaande de man bij zijne vrouw geene kinderen gehad had, sloegen zij het huwelijk af.

Het buitendijksche eilandje ten westen der haven, waar reeds vroeg eenige visschers hun woningen hadden gebouwd, was door hen aan de stroomzijde van een zomerkade voorzien. Reeds vóór 1373 had de stad door een brug gemeenschap met dit "Nieuwland", en de stad verkreeg omstreeks het jaar 1380 hierover de vrije beschikking.