Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juli 2025
Vier mannen tot huisselyken dienst. 4 3,200 Vier vrouwen, dito 4 3,200 Een kok voor den Planter, Opzichter, enz. 1 800 Een jager 1 800 Een visscher 1 800 Een tuinman voor de bloem- en moestuin 1 800 Een Neger, die belast is met het weiden van paarden en ossen 1 800 Een om de geiten te weiden 1 800 Een tot het weiden van de varkens 1 800 Een Neger, wiens post is aan het gevogelte eeten te geven 1 800 Timmerlieden, om wooningen, vaartuigen, enz. te bouwen 6 4,800 Kuipers, om het vaatwerk te maken en te herstellen 2 1,600 Een metzelaar, om de steene grondvesten te bouwen en te herstellen. 1 800 Negers, die eenig handwerk oeffenen, en andere, die alleen tot pronk dienen, wonende op Paramaribo 15 12,000 Een Neger, den post van Heelmeester waarnemende 1 800 Zieken en ongeneeslyken 10 8,000 Eene minne voor de kinderen, die door hunne moeders niet gezoogd kunnen worden 1 800 Zeer jonge kinderen, die nog geen arbeid kunnen doen 16 12,800 Negers, die te oud zyn om te werken 7 5,600 Negers, alleenlyk geschikt om op het Land te arbeiden 25 20,000 Het geheele getal der slaven 100 80,000
Uw ridder, dien gij ontvaen wel wilt, zal zich van de zondige cotte om de zondige leden ontdoen en komen tot u op, om te stralen in de diamanten rusting, die gij mij biedt! Ysabele, die ik minne, vaar wel! Gwinebant, zoete knape, vaar wel! De engelen, zie, zij dalen omneder, om mijn ziele te ontvaen! Langzaam opende Gawein zijne armen... En liet hij Gwinebant en Ysabele los.
KROGSTAD. De heele zaak kan in der minne geschikt worden; het hoeft heelemaal niet onder de menschen te komen; het blijft tusschen ons drieën. NORA. Mijn man mag er nooit iets van te weten komen. KROGSTAD. Hoe zal u dat kunnen voorkomen? Kan u misschien betalen wat er nog staat? NORA. Neen, niet zoo dadelijk. KROGSTAD. Of weet u soms een middel om aan geld te komen een dezer dagen?
Indien "meyster HEINRIC" begonnen ware met minneliederen te dichten, vervolgens de hand geslagen had aan een ridderroman waarvan de minne schering en inslag is, en daarna, ouder en ernstiger geworden, getracht had door middel van een heiligenleven goed te maken wat hij misdreven had met het dichten dier wereldsche poëzie dan zou hij gedaan hebben, wat na hem door tal van andere Nederlandsche dichters gedaan is.
Een ander minnen is goed, maar ieder minne een ander zóó, "dat hi sijns selfs scade niet en doe", want doet hij dat niet, dan heeft hij een ander liever dan zich zelven en, wie zóó liefheeft, leeft "onwijslijc". Zoo moet men arme brave bloedverwanten wel helpen, doch zóó dat men er zelf de minste schade bij lijdt .
Ook MECHTHILD spaarde de geestelijkheid niet; hare uitingen over de zedeloosheid der geestelijken schijnen haar zelfs vervolging berokkend te hebben. Doch gewichtiger dan zulke uitingen zijn voor ons die over de gewijde liefde, de minne als middelares tusschen God en de ziel.
Het kindje schreide nog sterker; de meid nam het van de minne over en wiegde het, terwijl zij de kamer op en neer ging, in haar armen. "De dokter moet de minne onderzoeken," zeide Alexei Alexandrowitsch.
Evenzeer die over de zondige begeerten, welke des menschen lichaam en zijne ziel in vijandige verhouding tegenover elkander stellen. De geweldige Minne dwingt haar te verkondigen het wonderbare dat zij aanschouwd heeft. Een aantal dialogen in verzen tusschen de Minne en de Ziel geven ons een denkbeeld van dat wonderbare. Het zijn telkens weer uitstortingen des harten, lofzangen op de Minne.
Spoedig ontvlamde het hart van den jongen leeraar door de gloedvolle blikken van de zuidelijke schoone en de schrijf, en leeslessen veranderden in vertrouwelijke minne uurtjes. Elk van hen beminde en werd wederbemind. Het was hun eerste liefde.
MAERLANT heeft een afzonderlijk hoofdstuk van zijn Spieghel Historiael gewijd aan "'t scelden jegen die borderers", d.i. romanschrijvers; aan het slot van dat hoofdstuk zien wij dat hij het oog heeft op de "menestrele", die dus ook door hem als de dichters der ridderromans werden beschouwd . En WILLEM VAN AFFLIGHEM spreekt van de menestrelen als van "logeneren". Blijkbaar gevoelen zij zich door hunne geleerdheid en ontwikkeling, ook door hun streven naar waarheid en vroomheid verheven boven die verdichters van fabelen en luchtige verhalen van oorlog en minne.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek