Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 oktober 2025
Klim hoog in den mast en zie of er nog geene beweging komt op de schepen van Amsterdam; wilt ge wèldoen? Maar de jongen antwoordde: Wat zult ge mij geven? Meent gij, dat ik u zal betalen vóór dat gij gewerkt hebt? Dievengebroed, als gij niet omhoog klimt, laat ik u geeselen. En uw Fransch zal u niet redden. 't Is een schoone tale, zeide de knaap, tale van minne en van oorlog.
Evenzoo behelst de roman van de Roos, vooral in zijn eerste deel, eene uiteenzetting van het wezen der hoofsche liefde. Daarom is de tweede titel van dezen roman, dien wij in het werk zelf vinden: nl. Spieghel der minne, zooveel juister, omdat hij het wezen van het boek beter aanwijst.
Had Ferguut slechts geluisterd naar de schoone jonkvrouw Galiëne, die hem haar minne beleed, doch hij verkoos avontuur en strijd om Keye's hoon. Hij wist niet, waar Galiëne was, zoo hij 't geweten had, hij ware haar gevolgd. Het duurde langen tijd, voor de oude ridder bemerkte, dat Ferguut droeve was. Hij schrok. "Waarom lijdt gij, heer?"
In zijn beste werk, der Leken Spieghel, kan men slechts op een paar plaatsen wijzen die zich boven het gelijkvloersche verheffen. De eene is die waar hij spreekt over de roeping van den dichter; de andere, eene uiting van verlangen naar de paradijsweelde van JEZUS' liefde, bevat misschien de beste verzen die hij geschreven heeft: O edele minne, wanneer seldi Volkomenlike comen in mi?
Zuidwaarts van Forana ligt Alkmarum. Alkmarum is eene mare of vliet, daarin ligt een eiland, op dat eiland moeten de zwarte en bruine menschen verwijlen, even als te Lydasburgt. De Burgtmaagd van Forana zeide mij, dat de burgtheeren dagelijks tot hen gingen om hun te leeren, wat echte vrijheid is, en hoe de menschen in der minne behooren te leven om zegen te erlangen van Wraldas geest.
Dat deze dichter het oog heeft op wereldsche, zinnelijke liefde, blijkt wel uit hetgeen hij laat volgen: Der minne so ne draghic niet ook uit zijne uitdrukking "ter minnen dienste staen" die immers ontleend is aan de hoofsche lyriek. Ook WILLEM VAN AFFLIGHEM klaagt over hen over de dwazen die behagen scheppen in zulke beuzelachtige rijmen .
Ja, ik, Gawein! riep Ysabele en zij rukte zich eene harer lange, witte mouwen af en bood die in vervoering Gawein. Gawein nam de mouw, kuste die en snelde weg om zich te wapenen. Ysabele! riep Gwinebant. Gij zult Gaweins wijf zijn, maar ik, die u minne, zal sterven, in den oorlog voor Camelot, die vangt aan. Ik en wil niet, Gwinebant! riep Ysabele, die schoone; dat gij sterven zult!
De minne was ontroostbaar over den ongelukkigen toestand, waarin zij en de kinderen zich bevonden.
Want poëzie is hier in zoo menige uitstorting des harten, waar de Minne zich openbaart met "een kracht, innigheid en liefelijkheid als men later slechts bij Suso vindt". Poëzie is ook in beelden en vergelijkingen als deze: wie van minne sterft, dien moet men in God begraven; van het leven in God sprekend: zegt zij: de visch kan in het water niet verdrinken; de genade komt van boven: dat de arend zoo hoog vliegt, heeft hij niet aan de uil te danken; de ziel moet zich hoeden voor de zonde, zooals een muis die in de val zit en haar dood verwacht; zij wikkelde zich in de heilige Drievuldigheid, zooals een kind zich wikkelt in den mantel zijner moeder en zich vlijt aan haar borst.
"Ja," zeide ik, "maar ik zou liever de zaak zonder vonnis in den minne zien te vinden, en daarom wenschte ik uwe tusschenkomst in deze in te roepen." "Hm! mij niet in moeien mijne zaken niet maar als de zaak in orde is niet vergeten: tiende penning mij betalen ten profijte der gemeente oud recht van Terschelling hm!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek