Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juli 2025


Ik legde mij op het koele vloermozaïek, mijn ezelebruin vol mensche- en mannegedacht. Ik stond weêr op en trad uit het pavillioen. Ik dwaalde over de weide. Ik zag naar den hemel.

Op dat zij daar, zonder smetten, Onderhouden zijne wetten, En hem lieflijk met wyrook Eenen zoeten reuk toebrengen, En met bokkenbloed besprengen Zijn altaren met gesmook ; Dat de mensche steeds mocht haken, Om hier boven te geraken Daar 't hem alles looft en prijst. Acht het aardsch dan veel geringer Dan het Hemelsch, daar de vinger Van zijn zoete wet op wijst.

Want ik, as Racier zijnde, dacht: die geestelijke het zich bepaald 'n deurtje vergist ... Ja, die valsche naam pseudeniem! was me ommers gladweg ontschote .... Maar toe hebbe me same as verstandige mensche ordentelijk gepraat, en hij heeft mijn niet voor de roomsche relizie, en ik hèm niet voor 't atheïsme bekeerd.

't Was wel van dat lief fliefflodderke, want, hadde ik het eens genaakt, ik hadde 't, het lief fliefflodderke, 'k en wete niet wat gemaakt: geen hand van 'nen mensche 'n mocht 'et ooit genaken zijn lieve kleed, of 't was en het wierd 't fliefflodderke, het was en het wierd hem leed; de hand van die 't miek alleene mag 't genaken en niet beschaân, de wind van die 't miek alleene mag er, wandelend, over gaan.

Dat was dan maar beter geweest ook ... Dus laat die Mina uit onze kemedie maar liever weg as je wil ... De mensche zouwe der nog maar om motte lache. Zoo is dat gekapte-hoofde-publiek, dat tuig van de autemebiele! En dáár is die meid me toch nog van te nobele afkomst ook voor; wat jou? Is 't soms niet rampzalig genog, zoo'n val?

Daarom kleedt ze d'r eige die eigenste morge nog erg netjes an, gaat huilende na de commissaris toe en spreekt: "Weledelgestrenge heer, wa' ben 'k vannacht toch geschrokke, want mijn man, die doofstom is, kan prate!" "Heb jij 'n boterbriefie?" vraagt hij. "Nee" zeit me vrouw "dat brengt ons mensche nooit geen geluk an."

Maar in Dordt ware me cente op, en nog altijd ter spraak, heb ik voor 't eerst van me leve op koste van de politie geslape in 't Logement de Drie Krone in de Wijnstraat. Die commissaris had dus medelije met mijn, en gaf me een kaartje voor de boot na Middelburg. Op die overtocht dacht ik: "as ik me stom houw, zal ik willicht de liefdadigheid opwekke van de mensche."

En na afloop huur ik 'n kamer, om daar te logeere. Waarop ik vroeg: "Mevrouw, wat is me schuld?" "Wat je op fatsoenlijke manier hier gebruikt" zeit zij toe' "brengt geen schuld mee, omdat u derek de waarheid het gesproke, en 'k graag mensche mag, die met de volle waarheid voor de borst komme ..." "O, man dat voel je dan over je rug.

Hij speelde de diepe "Droomerij" van Schumann. Het was lijk een gebed. De pastoor bad met zijne muziek. Als 't uit was bleef er een lange stilte, 't Was voor Pallieter zonde in deze geurige stilte zijn stem te laten spreken: maar hij liet een grooten vollen zucht, de pastoor zag op en vroeg: "Zijn er daar mensche?..." "Ikke!" zei Pallieter.

Toch wijst alles er slechts op "wat den menschen voor een Natuure uyt den Gesteernten toegeneigt is,..... daarom niet... dat zulks alzoo moet zijn, gelyck of dat Gesteernte de mensche daer toe dwonge... Alle... zullen haar eigen aangeboren boosheid ende begeerten met verstand wederstaan." Een wie, relatief wie, meest die. Vgl. 1773. Zie genoemd boekje p. 187.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek