Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


Maer t'wijl sy in den geest hier mede besigh sit, Soo treet haer vader toe, en seyt haer weder dit: 1340 God heeft ons grooten troost en blijdschap toe-gesonden, Om dat ghy, weerde kint, ten lesten zijt gevonden, Om dat ghy noch gesont en in het leven zijt; Maer daer is echter wat dat my in 't herte snijt.

Maer om te zijn een hupsche* kroon, 421 Ter eeren van de jeught. Vw plucker tot een soete loon, En tot een stage vreught. En of u tijt is wonder kort, Maeckt daerom geen getreur; Want schoon een frissche roos verdort, Sy hout een soeten geur. Wel nu wy staen in eenen graet*, 429 O çiersel van het wout, Koom geef my doch van uwen raet Die ghy voor sekerst' hout.

M. A. Dit gedirt is eenigsins gelyck aen een wespel; het agterlyghaem is groeter ofte langer en volgens de coluer, matter als een wespel. Dit gedirt heeft wel een angel maer kan niet steecken; dit gedirt heeft twee hoerens voor het hooft, met dewelcke het de byen vangt en seer gevoelig niepen kan.

Jan bezag het spook zoo 'ne' zekeren tijd en hij vreef aan zijn' oogen, want hij docht dat het nie waer was; maer als het spook hem verruerde, dan zag hem pormentelak dat het 'ene geest was.

Ic hebbe ghesocht die vrouwe rene Meneghe mile ende menich lant, Maer noit en quamic daer ic vant So scone bescheet als ghi mi doet. Och lieve vrient, nu maect mi vroet, Hoe salicse moghen spreken? Vrient, dat moet u ghebreken, Te sprekene jeghen die vrouwe mijn, Hen moeste bi mijnder hulpen sijn: Want ic bens met haer ghelooft: Ic ben van alden knechten thooft, Die mijn here onthouden heeft.

De kunst is liefgetal*, Maer koomter schoonheyt by soo gaetse boven al. Daer was om desen tijt een ridder in den velde, Die meest* het kleyne wilt met snege bracken quelde*: 350 En t'wijl hy in de jacht sigh al te besigh hout, Soo raeckt hy buyten spoor te dolen in het wout.

Wij lezen op eene vroeger vermelde plaats van den Karlmeinet, dat er menestrelen waren Maer hetzij de voordrager uit het hoofd voordroeg hetzij hij las, hij kon niet voortdurend spreken en de aandacht zijner hoorders had grenzen. Zeker, het publiek dier dagen, niet verwend en luistergraag, zal niet spoedig te veel hebben gekregen.

Maer als ick recht doorsagh syn geest en frissche leden, 1205 Doen vond' ick mijn gepeys te strijden met de reden; En daer op nam ick voor het meysjen op te voen, Op hope dattet ons eens voordeel mochte doen.

Ik had het maer gedroomd; want de maen stond nog, met den man erin, aen den hemel te schynen, en het Onze Lieve Vrouwenbeeld stond nog stil en gerust op de schouwplaet...."

In 't korte machtigh goet. magh ick u maer genieten*, Ick sal in uwen schoot geheele schatten gieten, 910 Dit wout, dit vruchtbaer lant, soo ver u oogen sien, Dat sal u eygen zijn, en ick noch boven dien. Ick die een dochter ben van edel bloet geboren, Heb u, door enckel gunst, voor alle mans verkoren.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek