United States or Romania ? Vote for the TOP Country of the Week !


In den grooten roman der Lorreinen die waarschijnlijk uit een honderdduizendtal verzen heeft bestaan en dus onmogelijk in zijn geheel kan zijn voorgedragen, vindt men op meer dan een plaats verzen die het begin, andere die het eind eener "lesse" schijnen aan te wijzen; niet zelden geeft de voordrager daar eene korte samenvatting van hetgeen te voren verhaald was, om daarna den draad van zijn verhaal weer op te vatten.

Wij lezen op eene vroeger vermelde plaats van den Karlmeinet, dat er menestrelen waren Maer hetzij de voordrager uit het hoofd voordroeg hetzij hij las, hij kon niet voortdurend spreken en de aandacht zijner hoorders had grenzen. Zeker, het publiek dier dagen, niet verwend en luistergraag, zal niet spoedig te veel hebben gekregen.

Het publiek waarvoor deze dichters optraden, wisselde af evenals vroeger naar gelang van de poëzie en van den voordrager. Voorname sprekers, zooals WILLEM VAN HILLEGAERTSBERG en AUGUSTIJNKEN VAN DORDT, zullen zich vooral tot de aanzienlijken hebben begeven om hun werk voortedragen. Dat blijkt wel uit het "heren en cnapen", waarmede zij hunne hoorders niet zelden toespreken.

In GEERNOUT toch hebben wij blijkbaar een dier zwervende speellieden voor ons, die er altijd zijn geweest en er nog zijn: beurtelings kunstenmaker, goochelaar, muzikant, dichter of ten minste zanger en voordrager, die niet zelden met gedresseerde dieren rondreisden.

geweest; de dichter-voordrager spreekt daar tot zijne hoorders in den eersten persoon; die prologen zijn zoodanig, dat ook een later voordrager dat ic kon behouden. Op die wijze bleek bij eene voordracht door een ander toch, wie de dichter was.

Was het publiek nu, staand of zittend, om den voordrager geschaard, dan verzocht hij een "ghestille" en de voordracht ving aan. Begon hij dadelijk met spreken? Indien wij ons herinneren, dat de menestrelen tevens muzikanten waren, dan is het niet onwaarschijnlijk dat zij begonnen zijn met een klein voorspel.

WILLEM VAN AFFLIGHEM'S mededeelingen over zijn publiek verdienen stellig niet alle letterlijk te worden geloofd; doch de aardige verzen waarin hij de verveling zijner hoorders teekent, zullen zeker wel voor een deel werkelijkheid bevatten . Een zoo omvangrijk gedicht als het Leven van Sinte Lutgart zal wel in verscheidene "lessen" en op achtereenvolgende dagen ten gehoore zijn gebracht; het spreekt vanzelf dat voordrager en toehoorders van tijd tot tijd moesten pauzeeren.

De trovador was de dichter, de schepper; de juglar was slechts de zanger, de voordrager, ofschoon de grenslijn tusschen beiden niet scherp getrokken was. Sommige bijzonder begaafde juglares waren ook de makers van de cantares, die zij zongen, terwijl een onbeteekenende trovador soms genoodzaakt was, de liederen van anderen te zingen.

Indien de dichters der twee laatste gedichten, zooals men vermoeden mag, tot den geestelijken stand behoorden, evenals MAERLANT, dan paste die wijze van aanspraak in hun mond wel; minder in dien van niet-geestelijken die later hun werk voordroegen. Die opmerking brengt ons tot de vraag naar de verhouding van dichter tot voordrager.

De dichter van Floris ende Blancefloer spreekt bepaaldelijk niet tot dorpers, maar tot lieden van stand en ontwikkeling . Het Leven van Sinte Lutgart richt zich nu eens tot "heren ende vrouwen", dan weer tot "closterliede", "grote ende clene", "man noch wijf in desen ringe". Zijne uitdrukking: "die hier te ringe sijt geseten" toont ons, dat het publiek ook wel in een kring om den voordrager heen zat.