Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


Drinkt morgen; want, op mijn ziel, de eerste van Ulieden, die zich dronken maakt, zal ik in Kortrijk doen kerkeren, hij zal de strijd niet bijwonen." Die bedreiging trof de Macecliers verwonderlijk; de woorden vergingen in hun mond, en geen van hen roerde nog een lid van zijn lichaam: de oude Maceclier alleen dorst nog spreken. "Bij de baard van onze Deken!" riep hij.

"Er woont een man in Gent die een leeuwenhart heeft. Kent men Jan Borluut niet door de ganse wereld? Ik ben zeker dat, indien hij de zaak wilde onderzoeken, hij bevinden zou dat zijn vaders Macecliers waren, of zo iets dergelijks; want Mijnheer Jan gelijkt aan een Gentenaar als een stier aan een schaap."

Mijnheer Jan van Renesse, die aan de rechtervleugel stond, het gevaar van Willem van Gulik merkende, verliet zijn plaats en achter de slagorde lopende, viel hij met Breydel en zijn beenhouwers ter zijde op de Fransen . Niets kon aan zulke mannen, als de Macecliers van Brugge waren, weerstand bieden.

"Reeds lang weten wij, dat wie in hen zijn betrouwen stelt, op een gebroken stok steunt; maar dit is niets, zij mogen thuis blijven dan heeft onze stad Brugge alleen de eer van de strijd en van de verlossing." "Zijn de Gentenaren Vlamingen als wij?" sprak een andere. "Klopt hun hart voor de vrijheid? En wonen er ook wel Macecliers in Gent? Heil Brugge! Daar is de echte stam." "Ho!" riep Breydel.

Dan verhief zich de stem van Jan Breydel, hij riep: "Macecliers, schaart u in gelederen voor het hoofd des lichaams! Ieder in zijn bende maakt spoed!" Onderwijl liep hij tussen de beenhouwers en schikte ze in hun plaats. Wanneer dit gedaan was, kwam hij weder bij Deconinck en sprak: "Wij zijn klaar, meester, gij kunt de tocht gebieden."

Al de ambachten van Brugge behalve de wevers hebben mij tot hun Aanleider verkozen, en God weet hoe ik die hulde zal erkennen! Deze middag reeds, indien UEdele het beveelt, zal de Vrijdagmarkt met uw trouwe Bruggelingen overdekt zijn: en ik mag zeggen dat UEdele aan mijn beenhouwers duizend leeuwen in zijn leger heeft; want er zijn geen mannen meer gelijk de Macecliers.

De Macecliers waren niet zwierig gekleed: korte bruine hozen en een kolder van dezelfde kleur was al hun kleedsel; hun mouwen waren tot aan de elleboog opgestroopt, dit was hun gewoonlijke doenwijs, want zij waren trots over de krachtvolle spieren die zij tonen mochten.

Willende daarenboven hun edelmoedige liefde tot het Vaderland belonen als betaamt en behoort, opdat hun trouwe diensten zouden blijven ter eeuwiger gedachtenis en memorie; Alzo onze Graaf en Vader, Gwyde van Vlaanderen ons de nodige macht daartoe gegeven heeft, doen te weten: Pieter Deconinck, Deken der wolwevers, en Jan Breydel, Deken der Macecliers, uit onze goede stad Brugge, en hun nakomelingen ten eeuwigen dage, zijn en zullen blijven van edelen bloede, genietende al de voorrechten die de Leenheren in ons land van Vlaanderen zijn genietende;

Wanneer hij bemerkte dat er reeds velen der Dekens wankelden en tot de onderwerping overhelden, kwam hij driftig vooruit en riep: "De eerste van Ulieden, die nog van overgeven durft spreken, die strek ik als een verrader voor mijn voeten! Ik sterf liever lachend op het lijk eens vijands dan een eerloos leven te behouden. Wat denkt gij dan dat mijne Macecliers alzo voor het gevaar beven?

Deconinck aan het hoofd der wevers had zijn rechtervleugel tegen de Eiermarkt gevestigd, Breydel met het ambacht der Macecliers stond tegen de zijde der Steenstraat; de andere ambachten waren in mindere scharen tegen de andere kant verdeeld. De Leliaren en bijzonderste Edelen der stad hadden zich onder de hal op een prachtig schavot verenigd.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek