United States or Georgia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Weg, Polly, liefje, maatje zal haar kleintje zoo meteen wat geven. Nu, jongeheer George, neem nu die boeken maar weg en ga bij mijn ouden man zitten, dan zal ik de saucijzen opdoen, en zult ge in minder dan een oogenblik het eerste baksel geroosterde koekjes op uw bord hebben."

Mama, nu is die vreemde man weg! NORA. Ja, ja, ik weet 't wel. Maar niet over dien vreemden man spreken, hoor, tegen niemand, ook niet tegen Papa! DE KINDEREN. Neen Maatje; maar wil u nu weer met ons spelen? NORA. Neen ... nu niet. DE KINDEREN. Maatje, u heeft 't toch beloofd!

En het duurde niet lang of de kleine Redwood, pionier van het nieuwe geslacht, en het eerste kind van allen dat het voedsel at, begon in de kinderkamer rond te kruipen, meubels te breken, te bijten als een paard, te knijpen als een nijptang en reuzen-babytaal te stamelen tegen zijn "paatje," en "maatje," en tegen zijn tamelijk onthutsten en van ontzag vervulden vader, die dit kwaad in de wereld geschopt had.

Clarisje is heel zoet geweest; Clarisje zal ook zoo braaf worden als het bloote kindje, dat die goede man geschilderd heeft. Nacht maatje, nacht paatje!" en het aardige meisje kuste en pakte hare ouders weder dat het een lust was om aan te zien.

"De koorts!.. de tering?" Ware Frans nog in den winkel geweest sedert diens vertrek had Schorel nog niet kunnen "reseleveeren om een loonknecht" te nemen, en een "maatje was zoo slecht te vertrouwen" of ware Thilde maar present geweest, dan zou Schorel terstond naar de slagerij zijn gesneld om den dierbaren aanstaanden schoonzoon te bezoeken en moed in 't lijf te spreken.

Tot nadere inlichting diene voorts, dat de in dit kookboek gebruikte maten en gewigten de Nederlandsche zijn, en bij verkorting aldus zijn aangeduid: p. pond, o. ons, l. lood, w. wigtje, k. kan, m. maatje.

"Ja en als jullie dan heerlijk bij je Maatje zit en bij Miekie, Bruun en Jaap, dan zitten wij helaas weer op school," zei Dolf zuchtend. "Maar nu kunnen we nog zingen," zei Door en met een potlood de maat slaande, begon ze: "'t Is vacantie, nog vacantie. Hoera vacantie boven." En allen vielen mee in: "En ieder, die 't niet zingen wil, Die moet er aan gelooven."

"Een borgstelling? Wat is dat Maatje," vroeg ik als elk weetgierig kind. En diepzinnig door redeneerende bij hare verklaring, kwamen we tot de juiste beteekenis van het borgen zelf, waarbij Moeder mij de noodige moralistische waarschuwingen gaf, die allerminst tot mij doordrongen. De onmiddellijke idee "borgen" had me toch zóó verrukt.

Met deze woorden kwam Door eenige uren later de kamer binnenstormen. "Voor wie?" klonk het als uit één mond en Nel strekte haar hand al verlangend uit. "Mis, juffertje. Hij is voor Bobbie en Hansje." "Een brief, o Bobbie, zeker van maatje." "Of van vader, want paatje heeft ons er eentje beloofd." Door moest den brief laten kijken. "Ook een postzegel er op?"

"Ik geloof dat ik ziek ben", zei i; "weet je wat je doen moest, haal voor mijn rekening een half maatje ouwe klare, ik zal 't je bij gelegenheid wel teruggeven." Ik stond daar nog met z'n jas over m'n arm. "Trek mijn jas aan", zei i. Ik scharrelde naar zolder; m'n vest was tamelik droog. De tapper woonde vlak bij. Ik schoot Japi z'n jas over m'n vest. 't Natte ding maakte me koud en akelig.