Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juni 2025


Met koortsachtige spanning hadden de gasten van Rhodopis den slaaf aangehoord. Toen hij zijn verhaal geëindigd had, waren de aandoeningen natuurlijk tweeërlei. Aanvankelijk had bij de meesten het gevoel van blijdschap over het geluk, dat de geliefde vriend aan een dreigend levensgevaar ontkomen was, de overhand. Maar daarna deed zich bij velen de vrees voor het lot van den koenen Lydiër gelden.

Hier behoort de mythe van koning Midas te huis, die zijn goudmakende kracht aan de bron van den P. moest afspoelen. Pactye, Paktye, stad aan de O. kust der thracische Chersonesus, verblijf van Alcibiades. Zie ook Lysimachea. Pactyes, Paktyes, een Lydiër, die voor Cyrus de schatten van Croesus beheerde.

Het jeugdige paar woonde niet meer te Memphis, daar Bartja met 's konings toestemming het paleis te Saïs had betrokken, om de uitbarstingen van woede van zijn broeder te ontwijken, die sedert de vlucht van Phanes zeer waren toegenomen. Ook Rhodopis, in wier huis de Lydiër met zijn zoon, Bartja, Darius en Zopyrus zich vaak vereenigden, sloot zich bij het gezelschap aan.

Weldra stond hij in het stikdonker aan de groote poort van het paleis tegenover den vreemdeling. »Aoeramazda zij geloofd, dat gij daar zijt!" fluisterde hij den jongen Lydiër in het Perzisch toe. »Maar wie hebt gij bij u?" »Mijn vriend, een Achaemenide , Darius, de zoon van Hystaspes!" De vreemdeling boog zich diep, en zeide: »Goed, ik vreesde reeds dat gij een Egyptenaar hadt medegebracht."

Maar gij brengt mij daar weer op hetgeen ik u zeggen wilde; juist ter wille dier bloemenmeisjes zit de jonge Lydiër thans gevangen. Een ijverzuchtige botmuil, door eenigen zijner vrienden ondersteund, overviel den goeden jongen voor haar huis. Mijn Lydische driftkop weerde zich dapper...." »En deed zijn belager den grond kussen?" »Zóo, dat hij wel nimmer meer zal opstaan."

Aristomachus, die schuins over Cresus zat, had tot nog toe zonder een enkel woord te uiten, of met de lachers over de scherts van den koning in te stemmen, de Persen onafgebroken gadegeslagen. Toen nu de pharao ophield het hoogste woord te voeren, wendde hij zich op eenmaal tot Cresus, met de vraag: »Ik wenschte wel te weten, Lydiër, of de bergen met sneeuw bedekt waren, toen gij Perzië verliet?"

»Onze ongewapende schaar zou gewis aanstonds het onderspit delven," hernam Gyges. »Wij zijn tien man sterk, en slechts drie van ons hebben een zwaard. Die kerels daar buiten, wier aantal minstens honderd beloopt, zijn tot aan de tanden gewapend." »En al hadt gij, Lydiër, nu ook tienmaal geen moed, en al waren ze ook tweehonderd sterk," riep Aristomachus, »ik zal vechten!"

»Zoo fluister, of zing!" »Gij hebt gelijk. Geef mij mijn speeltuig. Ik dank u. Laat mij mijn hoofd aan uwe borst leggen en u een eenvoudig vredeliedje voorzingen. Alkman, de Lydiër, die in Sparta woonde, heeft het gezongen den stillen nacht ter eere. Luister nu goed, want dit liefelijke slaapliedje moet zacht, zeer zacht over de lippen zweven. Kus mij nu niet meer, neen, ik bid u, kus mij niet vóor ik gedaan heb; dan echter vorder ik zelve een kus tot belooning: "De slaap is neêrgedaald op vlakte en dal: Der bergen kruin, de klip in 't grondloos zout, De stroom en 't meir, 't gebladerte van 't woud, De worm der aarde 't rust en sluimert

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek