Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 mei 2025
Klein, groot, ja wie 't mag zijn, jong' jeugd of grijze haren, Zijt welkom in 't gemeen; weest gegroet hier present, Die om vergad'ren hier, u zoo ootmoedig kent, In liefd' sticht'lijk verheugd, bij een met rein manieren. Dus zeg ik nog: vliedt fluks van hier, gij nijdig tieren!
Geenszins en laat in zang Hymenaeus zijn verhoogd Noch Thalassus geclangh, maar Godes lof voortbringen, Hoe hij overvloed schank , en 't water gansch verdroogd, Zonder iemands bedwang, betoond' zoo vreemde dingen, Uit 't water, wijn zeer klaar, als een fontein deed springen, Vervuld' zes kruiken vol, in 't Galilesche land; Te Cana in de Stad, een Bruiloft zonderlingen, 't Eerste teeken Christi, men elk maakte bekand . Door zulks ons merk'lijk leert , dat in't Huwlijks-verband Alleen men eerlijk hoort te houden goed' geruchten: Den getrouwden hij meest behoeden zal voor schand': Wie hem met lust bemint, en derft voor niemand duchten, Zoo liefd' begeerig haakt, als 't Hert doorsnelt gehuchten En d' Haas-baart zijn kracht snel, om loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend naar 't water Claar; 'k en kan 't beter gelijken.
't Vernielende is iets zeer verfijnds, o Zuster! weet waarom: Het wandelt niet op de aard, het zweeft niet in de heemlen, Maar het vertreedt met stap die stilt en 't koelt met vlerken stom De teedre wenschen die in 't hart der besten, eêlsten, weemlen; Die door het waaierend geveêrt in valsche rust gewiegd En door 't bewegen melodieus dier zachte en snelle voeten, Droomen van bovenaardsche vreugd en noemen 't monster Liefd' En, wakker, zien de schaduw Pijn, als hij dien thans wij groeten.
Ja, mijn liefde krachtig, Die ik t'uwaarts draag, Als Piram eendrachtig, Blijft u trouwe staâg; Dit zal ik doen blijken, Als die liefd' bestrijdet mij, 'k Zal geenszins bezwijken voor den dood; belijdet mij. Nooit minnaar gestadig Als ik, dijnen knecht, Mijn Hero weldadigh! Die uw haren vlecht Als Diana cierig; Mij van gelijken gerieft , Groeit in liefd vierig! Troost mij laat blijken de liefd'!
Mijn jonst zonder afwijk, Al laagt gij hier veracht, in 't bloed, op 't veld, in 't slijk, Vertreden van elkeen, nochtans u niet begeven , Maar wiesch uw aanschijn schoon, welriekend met praktijk, Balsemd' uw zoeten reuk, boven al waard verheven ; Als gij schier waart vernield, mijn liefd' vurig gedreven, Als d' Haas-baart zijn kracht snel, om loopend d' Hond t' ontwijken, Snakkend naar 't water Claar; 'k en kan 't beter gelijken.
En van zijn hand trekt Sigurd Andvari's gouden ring, Niets is er dan de hemel boven hun hoofden, kring Die ophoudt noch vernieuwt zich, en steeds een teeken is, Dat God niet meer verandert, daar hij voleindigd is; En Sigurd riep: Brunhilde, o hoor mij nu ik zweer Dat de zon aan de lucht zal sterven en de dag zijn schoon niet meer, Als 'k zoek niet liefd' in Lymdale en uw geboortehuis, En 't land waar gij ontwaaktet bij bosch en zeegeruisch!
Het kind bemint de Liefd', die 't kwaad verwint, Elk noodt, minioot : kiest mijn eenvuldig wezen; Die blind gezind, u tot 's Doods vruchten bindt, Ontbloot devoot, uw eigen wil misprezen, En tracht, bedacht, om zuiveren inwendig Uw Hart, verward, bevlekt, van 't Aardsch gekwel; Verwacht d' Eendracht, na dit Leven ellendig; Gij werdt van smert vrij, door Emanuël. De Jacht van Cupido.
Zie hier zijn beeld, vol groot gelijken, Hoe mild, hoe zacht straalt zijn gezicht, Een offer kon ik hier hem reiken, Een hart, waar warme liefd' in licht, Kom, kniel met mij, geen altaargave, Is Balders ziel meer wellekom, Dan twee die met haar woorden staven Weerkeerige trouw in 't heiligdom. Tegnér, Frithiof-sage.
Broeder, die reist in kalm genucht, Zalige bol van land en lucht, Gelijk een straal schoot gij een Geest tot mij, Die mijn bevrozen lijf doorklieft Met warmte als van een vlam, en liefd' En geuren stuwt en diepe melodij, Door mij, door mij! Heil! heil! hoe mijn gespleten vlammenkraatren, De holen van mijn hol gebergt, en jublende fonteinen, Lachen met onbegrensd en onuitbluschbaar schaatren!
't Zaad, dat als Abraham oprechte vruchten baart, In liefd', geloof en hoop, en in zachtmoedigheden, In gehoorzamigheid, in ootmoed, en in vreden: Dat God nu zijn belofte in ons niet en vervult Daar zijn wij oorzaak van, om onzer zonden schuld: Onze ongerechtigheid doet zijne liefd' veranderen, De misdaad scheidet God en mensche van malkanderen Als eenen sterken muur: want God is onbevlekt, Hij heeft den hemel heel met wolken overdekt, Hij wendt zijn aangezicht, verstoppende zijne ooren, Ons krachteloos gebed en wil hij niet verhooren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek