United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zie, myn Heer Edeling, ik ben geen knorrepot, die altyd legt te gnokken, en te gnutteren op Jongelui; ô ho! het zat over een zestig, zeventig jaar, ook al zo breet niet: maar dit is evenwel hemelsch vast, dat onze jonge Heren het drok genoeg maken, en dat Ouders of Voogden van geluk mogen spreken, als zy een aartige lieve meid, die hun aangaat, in goede handen zien.

Wie anders dan die Egyptische knorrepot, die nu zoo mogelijk nog somberder en gemelijker is dan voorheen. Maar houd u nu stil en laat mij voortgaan, anders wordt het nog morgen eer Bartja kan gaan slapen. Eigenlijk moesten wij u thans aan uw lot overlaten, want het beste weet gij, en gij kunt daarvan dus droomen. Gij wilt niet?

"Dat zal ik je zeggen," antwoordde Jan, "en ik wil je oprecht alles bekennen. Weet dan, dat ik stil uit vaders huis ben weggeloopen." "Maar dat is heel ondeugend van je, Jan!" hervatte Pieter. "En waarom heb je dat gedaan?" "Omdat ik het bij dien knorrepot van een Verhoef niet langer kon uithouden en vader van geen anderen baas wilde hooren.

Ik kleedde de honden aan, maakte het kapsel van Dolce in orde en doste Zerbino zoo fraai mogelijk uit, terwijl ik op Capi's oog een pleister plakte om hem zijn rol van een ouden knorrepot te laten spelen, en eindelijk dwong ik Joli-Coeur om zijn generaalsrok aan te trekken.

Nebenchari, de oogarts, ging steeds voort met Cassandane te behandelen, en vermeed allen omgang met de Perzen, onder wie zijn somber, in zichzelf gekeerd karakter tot een spreekwoord was geworden. Men noemde aan het hof elken gelukkige: een Bartja, en elken ouden knorrepot: een Nebenchari.

Wie den Heer Van Baalen alleen in de gewone samenleving ontmoet had, zou hem niet anders hebben beschouwd dan als een verdrietigen, gemelijken, verstrooiden knorrepot, die zichzelven en anderen tot last leefde; en ook alzoo had ik hem beoordeeld, en reeds het denkbeeld mij beangst, van in zijn gezelschap mijn dagen te moeten slijten.

"Knorrepot, sliep uit!" riep Polly, die als naar gewoonte op den rug van tante's stoel zat, en zich voorover boog om Jo aan te kijken, met zoo'n uitdrukking van onbeschaamde nieuwsgierigheid, dat het onmogelijk was niet te lachen. "Een zeldzaam schrander dier," vond de oude dame. "Uitgaan, liefje?" riep Polly, naar het buffet wippend, alsof hij een klontje suiker hoopte te krijgen.

Ik schrijf "Vederloos" enz. met hoofdletter, want het is hier werkelijk als eigennaam bedoeld. Zoo heet de kers Roodrok, het varken Knorrepot, de appel Gladkop, de ooievaar Hap-op, de donder Holderdebolder, de wieg Wikkeldewakkel, de kikvorsch Hipperdewip, Hip-op, Ikkerdebik, de zwaan Mijnheer De Wit, het water Juffer De Lang.

Zie, ik ben geen man van de hedendaagsche Waereld, maar een brief van zulke vrouwen, wel, dat is een tractement voor my. Den ouden Heer Edeling ken ik van voor vele jaren. 't Is een eerlyke knorrepot, een braaf man, een man, daar men op af kan, maar de lastigste mensch, dien ik ook al ken.

Toen het zevengesternte was opgekomen, zat Nebenchari in een der prachtige vertrekken, die hem in den oostelijken vleugel van het paleis, nabij de woning van Cassandane, ten verblijf waren aangewezen. De minzaamheid, waarmede hij zijn ouden dienaar had ontvangen, had weder plaats gemaakt voor den ernst, waardoor hij zich onder de levenslustige Perzen den naam van somberen knorrepot had verworven.