Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
"Zij is onverschillig voor alles," klaagt Bodé Volckers en voegt er, op de tanden knarsend, aan toe: "Doch ik zal mij op den man wreken, die haar tot de geeseling en het spinhuis wilde veroordeelen en mij, enkel omdat ik haar vader ben, heeft beroofd van vijfhonderd duizend kronen."
Betsy is tenger en bleek geworden, en nu stiller dan ooit; de mooie zachte oogen lijken grooter, en er ligt een uitdrukking in, die, hoewel niet droevig op zich zelf, iemand toch droevig stemt. Het is de schaduw van pijn of smart die aan het jeugdig gezichtje zoo'n uitdrukking van pathetisch geduld bijzet; maar Betsy klaagt zelden en spreekt altijd vol hoop van "gauw beter te zullen worden."
Ik zeide reeds dat de zucht om nooit andere dan goede berichten aan de Regeering meetedeelen, zou overgaan in 't belachelyke, als niet de gevolgen van dit alles zoo treurig waren. Welke verbetering immers is er te hopen van veel verkeerds, als er een vooraf bepaald voornemen bestaat, in de berichten aan 't bestuur alles omtebuigen en te verdraaien? Wat is er by-voorbeeld te verwachten van een bevolking die, uit den aard zacht en gedwee, sedert jaren, jaren klaagt over onderdrukking, als zy den eenen resident vóór, den anderen n
"Ik bewonder Enjolras," zei Bossuet. "Zijn onwrikbare vermetelheid verbaast mij. Hij leeft alleen, 't geen hem misschien een weinig somber maakt; Enjolras klaagt over zijn grootheid, die hem aan het weduwnaarschap verbindt. Wij allen hebben ten minste minnaressen, die ons dol, dat wil zeggen dapper, maken. Is men verliefd als een tijger, dan moet men ten minste wel als een leeuw vechten.
Tot dit hoofdstuk behoort ook het lijden van 't arme kind van God, dat naar de gemeenschap met den Driemaalheilige dorst, maar in die gemeenschapsoefening telkens belemmerd wordt door de schrikkelijke macht der inwonende zonde, en die luide klaagt: »Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?"
Dat deze dichter het oog heeft op wereldsche, zinnelijke liefde, blijkt wel uit hetgeen hij laat volgen: Der minne so ne draghic niet ook uit zijne uitdrukking "ter minnen dienste staen" die immers ontleend is aan de hoofsche lyriek. Ook WILLEM VAN AFFLIGHEM klaagt over hen over de dwazen die behagen scheppen in zulke beuzelachtige rijmen .
Zy klaagt, dit oogenblik, aan 't lommer van de boomen Den naam van oudren niet, haar veel te vroeg ontscheurd, En daaglijks, maar haar hart nog nooit genoeg betreurd. Helaas! de onnoozle zucht om andren kommer, wreeder Dan kinderlijke smart om oudren dood, hoe teder!
De een wil aanstonds naar Feliëh terugkeeren, ten einde zijn twee kijvende vrouwen in bedwang te houden, die, naar hij beweert, in staat zijn, in zijne afwezigheid den boel in brand te steken; een ander heeft er niet op gerekend, eenige dagen van huis te blijven, en heeft dus niet de noodige maatregelen genomen; een derde klaagt over koorts, een vierde over buikpijn.
Verder komt hij niet. Kermend houdt de ridder zijn knieën omklemd en smeekt hem, zich zijner te erbarmen. "Ik ben het, die twintig jaar geleden den broeder in het Godesberger woud versloeg," klaagt de ongelukkige. "Reeds tweemaal tien jaar boet ik mijn vervloekte schuld en smeekte als pelgrim aan het heilige graf, als slaaf in de ketenen der ongeloovigen, Godserbarming over mij af.
Hij wendt zich tot de hooge heeren met de bede om recht en billijkheid te betrachten, klaagt over het onrecht dat zij laten geschieden, waarschuwt anderen zich niet al te veel met de groote heeren in te laten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek