Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juni 2025


Het bleek hem, dat, als hij den volgenden morgen vroeg vertrok, hij in den loop van den dag het huis van Petinggi Datoek zou kunnen bereiken. Petinggi Datoek was volgens de Dajaks hun voornaamste stamhoofd, en wanneer hij de reizigers goed gezind was, zouden ze bij de Kenjaoe-dajaks niet de minste overlast ondervinden.

Op een gegeven oogenblik zei hij plotseling tegen Kees: »Hier dicht bij ligt het graf van Rimaoe." »Wie was dat?" »Een groot Hoofd van onzen stam, heer. Toen die nog leefde, waren wij machtig en gevreesd door onze buren. Kees herinnerde zich nu, dat Petinggi Datoek ook had gesproken over Rimaoe en het bloeitijdperk van de Kenjaoe-dajaks. Die groote tijd was echter sinds lang voorbij.

Weldra schoot de djaloer tusschen de andere vaartuigjes in en zat met den kop vast in de zachte modder van den, op die plek, lagen oever. Spoedig stonden Kees en Marti op den wal. Zij waren in het land der Kenjaoe-dajaks. De djaloers werden voor alle zekerheid stevig vastgelegd; de dajongs werden in het struikgewas verborgen. Daarna verkenden de reizigers de omgeving van de pangkalan.

De rivier was veel rustiger en ze konden dus flink vorderen, zonder voortdurend door allerlei hindernissen in spanning te verkeeren. De Westelijke oever werd steeds lager. Hier en daar begon hij zelfs moerassig te worden. De Oostelijke daarentegen bleef heuvelachtig. Eindelijk besloot Kees aan wal te gaan, om te trachten over land de Kenjaoe-dajaks te bereiken. Weldra waren ze op het pad.

Allereerst diende nu het pad te worden gezocht, dat hen naar de woningen der Kenjaoe-dajaks zou voeren. Toen ze 't gevonden hadden, gingen ze eerst wat rusten. Daarna pakte Marti de bagage in een rottan draagmand en de reizigers begaven zich op weg. Kees droeg het geweer en de revolver, bovendien nog een parang. Marti droeg de korf op den rug en ook nog een parang.

Weer moesten ze zich vergenoegen met wat plantenwortels, die ze in het bosch vonden. Op den vierden dag bereikten ze eindelijk een huisje. Van de bewoners vernamen ze, dat ze zich werkelijk weer in het land der Kenjaoe-dajaks bevonden en zelfs vrij dicht bij het dorp Tapang. Volgens deze menschen konden ze daar den volgenden avond wel zijn.

»Mannen," zei hij, »onze blanke vriend hier, die ons nog net vroeg genoeg heeft gewaarschuwd, meent het goed met de Kenjaoe-dajaks. Hij heeft medelijden met de arme vrouwen en kinderen, die hier in het bosch in grooten getale sterven. Zijn hart is ziek bij het zien van al die ellende. Hij heeft een plan bedacht, om de Sibaoe's te bestrijden en ik geloof, dat het een goed plan is."

Marti had in dienst van jagers en onderzoekers en later van Smit, reeds vele boschrivieren bevaren. Hij kende de beteekenis van elk verschijnsel aan den oever of op het water. En toen hij, na de laatste opmerking van Kees, nog eens nauwkeurig had rondgespied, antwoordde hij: »Ik reken hoogstens nog op twee dagen, heer. Dan zullen we wel ongeveer de aanlegplaatsen der Kenjaoe-dajaks bereikt hebben.

Een bezwaar is, dat je dan over het Lawitgebergte moet trekken. Maar die weg lijkt me veel veiliger. En dan moet je probeeren, een paar Kenjaoe-dajaks mee te krijgen; die zijn goed te vertrouwen. Ben je op die manier eenmaal in het land der Sibaoe-dajaks gekomen, dan moet je niet denken, dat je de diamanten ineens maar hebt. Het gevaarlijkste komt dan nog.

»Spreek niet langer in raadselen. Zeg, wat je weet!" beval Kees. »Allah heeft ons gered, vandaag!" zei Marti plechtig.... »Ik geloof, dat ik alles zeggen moet, om anderen ook te redden." »Anderen? Wat anderen? Wie dan toch?" »De Kenjaoe-dajaks, heer!" »Zijn de Kenjaoe's dan in gevaar?" vroeg Kees met steeds toenemende verbazing. »Ja, heer!

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek