United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen ging hij naar de pangkalan, die ongeveer een uur van het dorp verwijderd was, om een geschikt vaartuig uit te zoeken. Weldra had hij tusschen de talrijke djaloers er één gevonden, die hem hecht en sterk leek. Daarna ging hij met den eigenaar onderhandelen over den huurprijs. Nu waren de voorbereidende maatregelen getroffen en kon men met gerustheid den volgenden dag tegemoet zien.

Nu behoefden ze niet meer bevreesd te zijn, dat de Dajaks door het ondergeloopen bosch met hun djaloers een bocht zouden kunnen afsnijden. Steeds hooger werden de oevers. Hier en daar vertoonden ze vrij steile rotswanden. De rivier werd smaller, de stroom sterker. Een nieuw gevaar! De boot zou verpletterd worden, wanneer zij door den krachtigen stroom tegen de steenachtige oevers geslingerd werd.

»Wat doet u, heer, als hetgeen u zoekt, verdwenen is?" »Dat weet ik niet. Ik heb hoop, dat ik alles op zijn plaats zal aantreffen." »Ik vrees het ergste, heer!" »Dan zullen we verder zien, Marti." Intusschen schoten de djaloers stevig tegen de vrij snel stroomende rivier op. De oevers waren niet hoog. Voorloopig had men geen hinder van stroomversnellingen.

»Ik vertrouw de Sibaoe's niet," zei Kees kortaf, en ging de mannen tegemoet, die Petinggi Datoek voor hem had aangewezen. Het kleine gezelschap vertrok terstond. De pangkalan van Seboedoet was spoedig bereikt. Hier lagen verscheidene goede booten vastgemeerd en de Dajaks hadden er weldra twee uitstekende djaloers uitgezocht. Met forsche slagen roeiden ze de Soengei Pejang op.

Ze bepaalden er zich voorloopig toe, de Dajaks goed in 't oog te houden, ten einde van elk gunstig oogenblik een goed gebruik te kunnen maken. Maar de djaloers der Dajaks bleven voortdurend op denzelfden afstand. Wat beteekende dat? Welke duivelsche list school daarachter? Al weer een martelende onzekerheid! Bijna wenschte Kees, dat ze maar liever tot den aanval overgingen.

Reeds waren de djaloers enkele riams met meer of minder moeite gepasseerd, toen tegen den middag weer een hindernis van groote rotsbrokken in 't gezicht kwam. Daar tusschendoor stroomde het water met geweldige kracht. Moesten ze deze passeeren? Maar neen! Daar zag Kees terzijde van den stroom een machtigen kawangboom, wiens geweldige stam de zware kruin hoog in de lucht beurde.

Ze stelden krachtige pogingen in 't werk, om den oever te bereiken. Te laat! De sterke stroom had de djaloers dicht opeen gedreven. De vrij lange vaartuigen hadden nu geen voldoende ruimte, om zich naar willekeur te bewegen. Machteloos stormden ze voorwaarts. Een der booten werd dwars in den stroom gesleurd.

Smartelijke teleurstelling maakte zich ook van hem meester. »Wat nu te doen, heer?" »Ik weet het nog niet, Marti," zei Kees somber. »Laat de Dajaks maar hier komen," vervolgde hij na eenig nadenken. Weldra verschenen de djaloers op de rivier tot kort voor de riam. Hier legden de Dajaks de booten vast en voegden zich bij Kees.

Toen ze weer met alle inspanning een hoek waren omgeworsteld, slaakte hij dan ook plotseling een vreugdekreet: »De pangkalan!" Hij wees naar den Zuidelijken oever en begon in zijn blijdschap woest te pagaaien. In een flauwe bocht der rivier zag Kees nu ook een zestal djaloers liggen en onwillekeurig begon hij krachtig mede te roeien, om des te sneller aan de landingsplaats te komen.

Weldra schoot de djaloer tusschen de andere vaartuigjes in en zat met den kop vast in de zachte modder van den, op die plek, lagen oever. Spoedig stonden Kees en Marti op den wal. Zij waren in het land der Kenjaoe-dajaks. De djaloers werden voor alle zekerheid stevig vastgelegd; de dajongs werden in het struikgewas verborgen. Daarna verkenden de reizigers de omgeving van de pangkalan.