Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


"Ge moogt het wel dichtbij bezien," vertaalde de waard, "en 't in uw hand nemen, zegt hij." "Geef den man nog maar een borrel, Antonio," lachte Johan, die den nachtwacht als een opgewonden mechaniek met zijn hoofd snel van ja zag staan knikken.

Zeker wanneer Johan Bentynck zijn fieren gebieder op zijn jachtslot onthaalde, en alles daar wemelde van den rijkdom en de pracht des Hertooglijken aanhangs dan heeft hy wel nooit, ook maar niet van verre, vermoed, dat het eenmaal tot een »armzalig hospitaal" voor soldaten zou worden verlaagd.

De Hertog begaf zich daarop, in het belang van den ouden Burchtgraaf, dien hy in 1439 zijn getrouwen Raad en Kamerling noemt, derwaart, en bracht de schandelijke zaak tot een vergelijk, waarby Johan in het bezit zijner goederen hersteld en bevestigd werd, onder voorwaarde, dat hy Jonker Henric noch onterven, noch ook maar een deel van diens toekomende goederen vervreemden zou.

Zoo ging het ook Bisschop Johan; en by een der maatregelen tot voorziening hierin, verpandde hy twee Stichtsche kasteelen, het slot Vreeland en dat van Montfoort, welks Burchtgraaf overleden was, aan twee met elkander zeer bevriende en voor hunnen Leenheer allergevaarlijkste vasallen van het Bisdom: Gijsbrecht van Aemstel, en Herman van Woerden.

Vergeten graven zie ik, vermetele, leugenachtige graven, anderen die niets zeggen; maar nooit zag ik ruiten boer en klaveren vrouw te gast genood op een graf. "Johan Frederik heeft het gewonnen," zegt de overste trotsch. "Zei ik het niet? Ik heb hem spelen geleerd. Ja, nu zijn wij dood." Daarmeê neemt hij de kaarten op, staat op en gaat door de anderen gevolgd naar Ekeby terug.

Zoo werden in 1545 aan de voogden van Joosts oudsten zoon Johan de vier duizend rijnsguldens te rug betaald, die in 1499 aan Bisschop Frederyc waren voorgeschoten. Daarmede werd natuurlijk de vergunning tot uitoefening van het hoog gerecht ingetrokken.

Vogel bromde dikwijls wat, als spon hij raadselwoorden in zijn knevel, maar ging vooruit, den weg wel wetend. Johan achter hem aan, waadde door den nacht, soms geloovend te zien het zwakke licht-beweeg, de schommelende hand van Vogel, maar ruikend waar hij liep, de prikkeling, de aanwaaiing van den smook.

En tevreden, omdat dat vervelende geval met zijn vriend eindelijk uit was, in zijn gedachten al een hartelijk antwoord aan het schrijven, was hij opgestaan, had zijn gereedschap van boven gehaald, maar zoo was 't later geworden dan hij wel gewild had. Johan was nu reeds twee jaar pensionnaire, gesubsidiëerde door het gouvernement en al dien tijd aan het reizen.

Heeft mijnheer Tönnesen een leelijke geschiedenis gehad? MEVR. RUMMEL. Och, welneen; dit is immers haar neef. Ik spreek van haar broer.... MEVR. HOLT. ... den verongelukten Tönnesen.... MEVR. RUMMEL. Johan heette hij. Hij ging naar Amerika.... MEVR. HOLT. Hij moest naar Amerika ... begrijpt u? MEVR. LYNGE. En had hij nu die leelijke historie?

En het blikken van een paar ernstige oogen, donkere oogen, klaar verwonderd kinderkijken, vaag van een diep naarbinnen leven, de blik van een bezetene maar zachtgezind, was onverschillig over het kijken van den ander heengegleden, onbewogen, niets hebbend gezien. De zonderling ging het steegje in, Johan hem achterna.

Woord Van De Dag

wanordelijkheden

Anderen Op Zoek