United States or Saint Martin ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Burchtgraaf, die met hen was, ontkwam by geluk. Door een heimelijken vriend gewaarschuwd, nam hy den schijn aan als of hy, ter uitbreiding van hunnen lastbrief, spoedig naar de stad moest gaan, en terstond te rug zou keeren; zoodra hy echter in 't zaal zat gaf hy zijn ros de spooren, en rende heen in volle vaart.

Zondag daarop werd de stad heftig bestormd door de Hollandsche benden, maar de Burchtgraaf sloeg ze wakker af. By eene volgende bestorming werd de voorstad de Waard verloren, waar de vijanden zich nestelden, en vooral geschut plaatsten.

Hoofdzakelijk komen zy hierop neder: Daar het hooggericht in de Heerlijkheid alleen mag geoefend worden door den Bisschop, zoo zullen de Burchtgraaf en zijne nakomelingen zich nimmermeer Heeren, maar Burchtgraven van Montfoort schrijven. De stad en het kasteel zullen ten allen tijde voor den Bisschop en diens opvolgers opensta an, zoo dikwijls het hun gelust, daar te komen.

De Hertog begaf zich daarop, in het belang van den ouden Burchtgraaf, dien hy in 1439 zijn getrouwen Raad en Kamerling noemt, derwaart, en bracht de schandelijke zaak tot een vergelijk, waarby Johan in het bezit zijner goederen hersteld en bevestigd werd, onder voorwaarde, dat hy Jonker Henric noch onterven, noch ook maar een deel van diens toekomende goederen vervreemden zou.

Op den 4en April van het volgende jaar, terwijl de Ruwaard zich te Amersfoort bevond, brak er eene omwenteling uit, die Bisschop David in de stad, en Johan van Montfoort met eenigen der zijnen in de gevangenis bracht. Gelukkig voor den Burchtgraaf was Henric van Zuylen van Nyevelt nog in vrijheid.

Toen de Hertoginne kort daarna in Holland kwam, herinnerden de Stichtschen Montfoort aan zijne belofte omtrent de vernieling van IJsselsteyn; en werkelijk wist de Burchtgraaf door tusschenkomst van Brederode het daarheen te brengen, dat Jacoba, die nog weinig blik in 's Lands toestand had, aan de willekeurige voorwaarde hare goedkeuring schonk.

Toen geliet zich de Domdeken van het Sticht, alsof hy onpartijdig bemiddelaar wilde zijn, en vroeg den Burchtgraaf, of deze de uitspraak wilde stellen in handen van het algemeen Kapittel.

Beide partijen zetteden vervolgends hunne aanspraken uit een, en de Rechtzitters, het gebrek aan bescheiden ziende, vonnisden: dat, wanneer de Burchtgraaf en nog twee Leenmannen van het Sticht, der zake kundig, met eede de wettigheid van zijn erfrecht op kasteel en goederen konden bevestigen, hy voor zich en zijne nakomelingen, in het rustig bezit daarvan blijven moest.

Na den dood van Bisschop Rudolf schijnen de broeders minder eenstemmig geweest te zijn: Heer Willem wordt gevonden op de lijst dergenen, wien, als tegenstanders van Bisschop Gijsbrecht van Brederode, in 1456 by klokkeslag de stad werd ontzegd; terwijl de Burchtgraaf in dat zelfde jaar voorkomt onder de Edelen, die zich, hoewel vruchteloos, met Reynout van Brederode en Johan van Cleve naar Leyden begaven, om Hertog Filips met den Bisschop en diens stad te bevredigen.

Dat was te luttel om hun, nu zy, ondanks de bestaande bezwaren, zich toch in den echt verbonden hadden, een inkomen te geven naar hunnen stand; en de Burchtgraaf wilde van geene ondersteuning zijner zijds iets weten, en schijnt niet vreemd geweest te zijn aan het voornemen om zijnen ongehoorzamen zoon te onterven. De gevolgen waren droevig.