United States or Kosovo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Sandgoïst noodigde hen uit om plaats te nemen, alsof hij in die woning te Dal baas was. Joël kon niet nalaten er een woordje van te zeggen. »He, he!" antwoordde Sandgoïst. »Hindert u dat? Drommels, ik geloof dat die jongen niet gemakkelijk is."

Hij is een goed raadsman, en door zijne menigvuldige relatiën zoude hij te weten kunnen komen, of men zich in de zeemanswereld ongerust maakt over het uitblijven van de Viken en of men weet, wat er van het vaartuig geworden is." »Gij hebt gelijk, Joël," antwoordde Hulda. »Ik geloof, dat wij goed zullen doen, wanneer wij hem alles mededeelen. Maar, wij moeten wachten, tot hij genezen is."

Hij had Hulda en Joël bij hunne geboorte gedoopt, had ze zien opgroeien en had hen lief, evenals hij Ole Kamp, dien »jonge zeewolf," zooals hij hem noemde, liefhad. Niets deed hem meer genoegen dan dat huwelijk, en waarlijk deze vereeniging was wel geschikt om de geheele streek van het Vestfjorddal in feestelijke stemming te brengen.

Hij deelde zijn vriend mee hoe die wakkere, onversaagde Joël en zijn niet minder moedige zuster Hulda hun leven hadden gewaagd, om hem te hulp te komen, en hoe hij zonder hunne tusschenkomst niet het genoegen zou gesmaakt hebben, de gast van zijn vriend Help te zijn. Maar zooals reeds gezegd is, vriend Help was er de persoon niet naar, om zich door droombeelden te laten meesleepen.

Die afdaling geschiedde uiterst langzaam, en niet zonder dat de pijn den reiziger eenige kreten had doen uitstooten, die evenwel steeds door een gullen schaterlach gevolgd werden. Eindelijk was de houtzagerij bereikt en kon Joël dadelijk beginnen het karretje aan te spannen. De reiziger was vijf minuten later in het voertuig getild, terwijl het jonge meisje naast hem plaats nam.

Zij ontwaarde evenwel niets anders dan dien eenen naam, die daar met dikke letters gekrabbeld stond: »Sandgoïst, van Drammen." Noch betrekking, noch nationaliteit waren er bij vermeld, Hulda was er niet veel wijzer door. In den namiddag van den daarop volgenden dag zou Joël Hansen te Dal wederkeeren.

Men had dus een belangrijk gedeelte van het Telemarksche gebergte te doorworstelen. Hoewel het Joël niet aanstond, zijn zuster Hulda in deze omstandigheden aan zich zelve over te laten, kon hij onmogelijk den gevergden dienst weigeren. Hij zou hoogstens tweemaal vier en twintig uren afwezig zijn en hoopte dat hij bij zijne terugkomst Ole Kamp zoude aantreffen.

De jonkman keek hem ietwat bedremmeld aan, maar antwoordde niet. »Ik weet een anderen weg," vervolgde Sylvius Hog, »die de reis slechts met ettelijke uren zal verlengen. En dien weg kent gij ook, mijn jongen, hoewel gij er niet van spreekt." »Welke dan, mijnheer?" »Houd u nu niet zoo dom, vriend Joël." »Neen, waarlijk, ik vat niet welken weg gij bedoelt."

Gij zoudt mij dan belet hebben deze onvoorzichtigheid te plegen, die op mijn leeftijd onvergefelijk is...." »Onvergefelijk op iederen leeftijd, mijnheer," viel Hulda hoogst ernstig in. »Kom, treed binnen," sprak Joël. »Gij moet uitrusten." Alle drie traden de hut binnen, waarin zich eene boerenfamilie bevond, een vader met twee dochters.

»Nu, maak je maar geen zorg, mijn jongen," sprak de professor geruststellend. »Ik heb het geval voorzien." »Gij, mijnheer Sylvius?" »Ja, ik; en ik heb mijne maatregelen genomen. Daarom wil ik u wel mededeelen, dat het mijn plan volstrekt niet is, om u den weg van Dal naar Christiania te voet te doen afleggen." »Als dat moet evenwel...." zei Joël. »Dat weet ik wel. Maar het zal niet moeten.