Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juli 2025
Het ontmoeten van Hilbert en Japikje; hun vrijage; haar weigering, om iets met hem te eten; haar wreed uitstel; 't avontuur der beide jongelingen uit 't Zuiden; zijn gang over het Ellertsveid, waarbij hij niet zijn beste pak aantrekt .... Ook de flesch jenever, die hij bij zich steekt heeft haar gezonde bestaansreden. Inderdaad: eigenaars.
Alle kabouters verdrongen zich om hem, behalve het kleine dwergje, dat de menschen altijd zoo geplaagd had. De oudste vroeg hem, wat hij op 't veld kwam doen. Hilbert vertelde de gansche historie, en de deutels knikten allen met hun grijze kopkes, het hoofdmans-guurke vooraan, behalve dat ééne, booze aardmannetje weder, dat zich zoo gauw mogelijk ging verstoppen.
Er was een afrimpeling van hun wezen in het duister, of bij hun beiden even de nacht ophield, en achter hen de nacht weder begon. Zóó ook ziet ge des avonds twee boomen aan het stille pad, het donker brekende, en toch op zichzelf niet lichter dan de lucht. "Wie zouden 't wezen"? fluisterde Hilbert. "Ik ken ze in 't Noorden niet, en als 't donker is, zijn alle katten grauw."
Hij dook als Hilbert zijn gang matigde, in een groef of spleet, achter een struikje, in een wagenspoor, en dan draafde hij weer, om den verloren afstand te herwinnen. Hilbert bleef even voor de Gietensche herberg staan, ging naar binnen, en deed zijn flesch weer vullen. Hierna kwam hij buiten, keek naar de flesch, nam een stevigen slok, en trok verder.
Hilbert liep de vluchtelingen na, niet anders denkende, dan dat een rukwind ze had medegesleurd, en dat hij ze wel pakken zou, vóór hij vijf minuten verder was. Ze fladderden hooger dan hij-zelf, en hij had dus te springen, om ze te bereiken.
En nochtans, zeide Nele, zijt gij het, die kwaamt met eenen vriend, dien gij mij tot man wildet geven; gij weet dat ik van hem niet wilde weten; wat heeft hij gedaan, uw vriend Hilbert, wat heeft hij gedaan voor zijne oogen, nadat ik er in krabde met mijne nagelen?
Hij bedreef maar een enkele misdaad, uit liefde, toen hij Hilbert doodde. Ik heb dorst en gij ook, Hans, mijn beminde! Laat hem eerst drinken! Water! water! mijn lichaam brandt als vuur. Spaar hem, ik zal sterven voor hem! Drinken! Hans zeide tot haar: Heks die gij zijt. Heeren rechters, smijt heure kroenge in 't vuur. Ik heb dorst! De griffiers schreven al zijne woorden op.
Zingende antwoordde Hilbert: "Spien mooi meissien spien Spienst du niet Dan wienst du niet Dan kriegst doe t' aovond oew vraoijer niet." Ze sloegen zich lollig tegen de dijen, keken om, en lachten tegen elkaar. "Hoe heet je?" riep hij voortgaande. "Alberts Japikje." "Ik kom Zaterdagavond, om 'n poossien te vrijen." "Dat mag om mien part wel wezen."
Op dit oogenblik sloeg het twaalf uren. Hilbert zag, dat het kaboutertje van zijn beenen sprong, een langen neus maakte, en weg-ijlde. Hij begreep, wie hem zoo leelijke poets had gebakken. Toen riep hij naar binnen, dat men 't pak zou reiken, en hij kleedde zich aan, om zijn vonnis te vernemen. Dat was lang niet malsch! Waarom hij zoo laat kwam?
De twee partijen bleven zwijgend tegenover elkander staan. Toch moest er iets gebeuren, dat toenadering bracht of afstooting. Plotseling dacht Hilbert aan de flesch jenever, die hij bij zich had gestoken. Hij haalde ze te voorschijn, bekeek ze tegen 't licht, en lachte.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek