United States or Cayman Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hier is, zei hij, noch mijn vader, Noch de tuinman, die het ziet: Aan een boom zoo volgeladen, Mist men vijf zes pruimen niet!... Het ging zonder haperen, maar Snepvangers, wiens lippen, vers na vers, meeprevelden, zweette van angst. Waar hebt ge dat geleerd, vroeg Marieken verteederd. Van Grootva, zei Albertken, haast stikkend in een stuk taart.

Hebben de menschen ook vlooien, Grootva, vroeg Albertken zekeren dag. Sommige menschen, leerde Snepvangers, maar dat zijn vuil menschen... Och, dat is spijtig, betreurde Albertken. Spijtig? Ja... Snepvangers was zoo verbluft dat hij niet verder aandrong om een reden te kennen. De volgende maal, toen zij weer voor het apenkot stonden, zei Albertken trotsch: Wij hebben thuis ook vlooien!

Toen zij opstonden om naar huis te gaan, gaf Albertken de rest van zijn overtuiging prijs. Grootva! Albertken?... Als ik groot ben trouw ik toch ook! Zoo?... Ja, met een heel leelijke... Maar manneken toch! Ja, een heel leelijke, dan kunnen wij er samen goed om lachen!... Albertken grinnikte genoegelijk en Snepvangers wierp van ontsteltenis zijn sigaar onder de bank.

Niet waar, Albertken, zei Snepvangers onthutst. Ja, heel klein vlooien met heel lang haar! Maar, Albertken toch, ge moogt niet beuzelen! Ik zou toch zoo gaarne vlooien hebben, zuchtte Albertken, dat moet zoo plezant zijn. Maar het is niet waar... Ik denk het zoo maar, Grootva, zei de kleine waanwijs, dat is zoo mijn plezier. Snepvangers zette groote oogen op en vond Albertken een wonder kind.

Albertken zat te peinzen en Snepvangers rookte een sigaar en luisterde naar een merel die aan de overzijde van het water in een boschje verscholen zat. Grootva, fluisterde Albertken, is het aardig, altijd getrouwd te zijn? Maar manneken toch!... Wat een vraag!... Janneken Palincx zei gisteren dat zijn vader tegen zijn moeder gezegd had dat hij het beu is...

Albertken droeg een soldatenmuts. Grootva, riep hij opgewonden, de Koning is in zijn paleis met de Koningin en de Prinskens! We moeten gaan zien! Ja, Albertken, onderwierp zich Snepvangers. Op de Meir, voor het Paleis, stonden zij te glarie-oogen, verloren in de samenscholing. De zon ging onder en de klare hemel verduisterde. Plots jubelden zij mee met de menigte al zagen zij niets.

Ja, Albertken, en dan zullen wij ons amuseeren... Ik zou toch liever een arend houden! Maar dat is een wild beest... Die eten rauw vleesch, Grootva, maar een kanarievogel is toch ook goed. Madame Snepvangers gaf haar toestemming, onder beding dat Mijnheer zelf voor het vogeltje zou zorgen. Dan toog hij naar den klakkenmaker. Hij kende hem van in den tijd toen de politiek hem in beslag nam.

Geertje had moeite om niet te schreien. Maar ze wou niet, vooral nu niet schreien! Het was zoo naar, zoo anders hier alles, vijand was ze dus met Tante, en ze had nog geen dienst, ze had niks.... Maar die arme goeie Grootva.... Wacht.... Ge denkt nu, na dat "Wacht," dat Geertje haar grootouders gaat waarschuwen.

Zijn het de Prinskens, Grootva? Ja, Albertken!... Daarna bracht Snepvangers zijn kleinzoon naar huis. Antoine mompelde een verstrooiden groet, verloren in krantenlectuur. Ze vechten rond Diest, zei Marieken terloops, sprak dan over den zuigeling, een meisje als een wolk. Later riep Sander hem om de gazet te toonen... Hij las de bovenschriften: "Vreemde ruiters te Gheel!

In hun verbeelding kweekten zij samen met zooveel bijval dat de hokken te klein bleken voor het gevogelte. Intusschen sprenkelde en morste Albertken aan de waterkraan. De eerste kanarievogels waren groen, leerde Snepvangers. Dat moet ge mij niet wijsmaken, weerde zich Albertken. Manneken toch!... Ik zeg niet dat ge beuzelt, Grootva, maar dan hebben ze u wat wijs gemaakt...