United States or Bouvet Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar kunnen ze op rekenen!" Toen het 's avonds donker geworden was, begaf Flipsen zich naar den tuin van Geurs, en verborg zich daar achter eenig kreupelhout. Het regende hard, doch daaraan stoorde hij zich niet. "Die deugnieten zal ik snappen, al gaat het ook keisteenen regenen," mompelde hij, terwijl hij den kraag van zijne jas opsloeg.

Neen, ik en ben geen "vreck", ik en wil geen "vreck" zijn ook!" Het gezang klonk nu heel dichtbij. "Waar groeien eicken 't Amsterdam? O kommerziecke Beurs, Daar noit genoeghen binnen quam! Wat mist die plaets al geurs! Wy voghels vlieghen warm gedost Gerust van tack tot tack. De hemel schaft ons dranck en kost, De hemel is ons dack. Wy zaeien noch....."

Dik hielp hen met zijne krachtige armen vlug in een prachtigen appelboom, en al spoedig rolden de appels bij tientallen op den grond. Dik raapte, wat hij kon, maar nauwelijks had hij er acht in zijne diepe zakken geladen, of daar klonk de stem van Geurs. "Ha!" schreeuwde deze. "Daar heb ik ze eindelijk, die appeldieven, die schelmen! Wacht, die kunsten zal ik je wel afleeren! Trijn, mijn geweer!

Gauw!" Doch Geurs wachtte de komst van de meid niet eens af. Hij stoof naar binnen, en kwam met een geweer in de hand vloekend op de jongens af. Maar dezen hadden gebruik gemaakt van het oogenblik, dat Geurs naar binnen ging.

"Wel, je begrijpt toch, dat Geurs geen hagel op ons durft afschieten; hij zal wel los kruit gebruikt hebben." "Jongen, Dik, dat weet ik nog zoo net niet. Als hij nuchter was, dan wel, maar een dronken mensch doet wel meer dingen, daar hij later spijt van heeft, en Geurs is niet dikwijls nuchter." "Dat is waar," zei Dik. "Doch hoe het ook zij, aan zijne appeltjes zullen we ons niet ziek eten.

"Neen Flipsen, dat geloof ik niet." "Ik weet het zeker. Dat gras is van Geurs, en je bok moet er afblijven. Als ik het weer zie gebeuren, zal ik er proces-verbaal van opmaken, hoor je. Denk jij, dat je maar doen moogt, wat je wilt? Ik zal je dat wel anders leeren. 't Is gewoon diefstal, maar daar storen jullie je niet aan, ? Jij niet, en je vader niet!

Dik wachtte de anderen op, tot ze weer in het gras stonden, want hij liet nooit een kameraad in den steek, al kon hij ook nog zoo gemakkelijk ontkomen, en als de wind repte het viertal zich naar het elzenboschje. Maar nog voor zij de sloot overgesprongen waren, hoorden zij Geurs al razend en tierend aankomen. "O, hij zal schieten," steende Jan van Bakel, die de bangste was van de vier.

Maar ik heb je nog wat anders te vertellen. Er zijn klachten bij me ingekomen." "Klachten, burgemeester?" "Ja zeker, klachten, dat dacht je niet, ? Eerst heb ik Geurs bij me gehad, en die klaagde steen en been, dat de jongens zijn boomgaard zoo plunderen.

"Vooruit, niet zeuren!" riep Dik. "Er over!" Wip! Jan Vos was aan den overkant. Wip! Wip! Dik en Piet van Dril waren er ook. Jan van Bakel sprong niet. Hij scheen verbouwereerd te zijn. "Spring dan toch!" riep Dik. Daar sprong hij; maar in zijn angst keek hij eerst nog even om, of Geurs al dicht achter hem was, en dat was zijn ongeluk.

"Jongens, dat weet ik niet," zei Jan van Bakel met een bedenkelijk gezicht. "Geurs is lang niet pluis, dat beloof ik je, en ik weet zeker, dat hij tegenwoordig op de loer staat. Ik heb zelfs gehoord, dat hij bij den burgemeester geweest is, om over ons te klagen." "Och kom, Jan, laat je niet bang maken. Geurs zal ons gerust niet opeten; wij zijn geen appelen. Nu, ga je meê, of durf je niet?"