Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


"Het lokaas, dat de Justitie voorhield, was toch nog al aardig," merkt Geelvinck aan: "duizend gulden voor hem, die den eersten steensmijter verklikte! honderd dukatons voor het aanbrengen van een handdadige! 't Schijnt dat niemand tegenwoordig geld noodig heeft; niet eene enkele aanwijzing is er gedaan, zelfs geene valsche."

"Hoe maakt het de Heer Secretaris?" vraagt Geelvinck, aan De Wildt de hand reikende: "wij zien elkander tegenwoordig, tot mijn leedwezen, zelden meer." "Ik wenschte," zegt De Wildt, "dat dit leedwezen zoo groot ware, dat zich de Heer Geelvinck genoopt voelde, bij de Admiraliteit terug te keeren, die hij ter kwader ure verlaten heeft."

De Prins rekende op zijne geluksster en die was gunstig: het binnentrekken der Franschen in Keulen gaf een geschikt voorwendsel: en de wensch, dat de grensplaatsen zouden versterkt en ons grondgebied behoorlijk beveiligd worden, werd uitgesproken door de Staten zelven." "Wat hun Fagel had ingegeven," zegt Geelvinck, binnensmonds.

"Beata ignorantia!" zegt Geelvinck: "zalig die niets te zeggen hebben, omdat zij niets weten: want die loopen nimmer gevaar zich te verspreken." "Wat er van zij," vervolgt Appelman, zonder de scherts van Geelvinck op te nemen, "ik schroom niet te zeggen aan wie 't hooren wil, dat de Prins als een onzinnige zou handelen, indien hij in ernst op eene onderneming dacht die nooit gelukken kan."

De beide Heeren zijn onder 't spreken ook opgestaan, de bezoeker neemt zijn afscheid en na wederzijdsche groete verlaat hij het vertrek. Pas heeft Geelvinck hem de trap hooren afgaan, of hij zegt lachende tot Witsen: "Nu! wat hij hier vernomen heeft, mag hij, voor zooveel mij betreft, gerust overbrieven aan den Heer d'Avaux."

"Ik heb," voegt Geelvinck er bij, "hooge achting voor de verdiensten van den Heer Tromp; maar ik kan toch niet vermoeden, dat hij, de Luitenant-Admiraal-Generaal, de belangen der onderneming beter zou verzekerd achten in de handen van een ander en die nog wel een minderen rang bekleedt."

"En Z. Hoogheid had geen ongelijk," zegt Geelvinck. "Nu, de man moge thans rondbabbelen wat hij hier gehoord heeft; niemand zal er wijzer door worden." "Intusschen," zegt Witsen, "laat ik het voor uwe rekening, wat gij hem omtrent die familie-aangelegenheden hebt wijsgemaakt, die wij te behandelen hadden." "Heb ik dan onwaarheid gesproken? Geldt het geene familie-quaestie?

"Verre van dien," antwoordt de nieuwgekomene: "het is mij integendeel dubbel aangenaam, twee mijner ambtgenooten hier vereenigd te vinden: ik zal zoodoende een dubbel licht ontvangen." "Onze waarde collega scherst," zegt Geelvinck, "hij zal ons toch niet willen doen gelooven, dat hij in duisternis verkeert en wij in 't volle licht gezeten zijn."

"Ik hoop niet, dat ik de Heeren stoor," zegt Appelman, zoodra hij gezeten is. "De komst van een ambtgenoot moet ons altijd welkom zijn," zegt Witsen, wederom met eene beleefde buiging. "Maar misschien ben ik nu over," zegt Geelvinck, "en heeft de Heer Appelman iets aan den Heer Witsen te zeggen, dat ik niet hooren mag: in dat geval zal ik het veld ruimen."

"Wel!" antwoordt Geelvinck, met een onnoozelen blik, "is er dan geene Mogendheid, die men zou kunnen bestrijden, en tegen welke juist de Graaf Tromp zich moeielijk kan laten gebruiken?" "Inderdaad!" roept Appelman uit, op den toon van iemand, wien een licht opgaat: "dat zou kunnen zijn: mijnheer bedoelt, dat men Zweden wil helpen, en dat het op Denemarken gemunt is."

Woord Van De Dag

schapenhoedster

Anderen Op Zoek