Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


"En dat nader bevel vond gewis mijn wakkeren vriend niet onvoorbereid," viel Geelvinck in, wel wetende, hoe, in al wat het zeewezen betreft, Willem III, evenals vóór hem Jan De Witt, niets besluit of beveelt, zonder voorafgaand overleg met De Wildt.

"Geroken misschien," zegt Geelvinck met een geruststellenden glimlach: "maar hij zal lang rondsnuffelen eer zijn neus hem bij de aangelegde mijn brengt. In allen gevalle, als hij bij ons komt visschen, zullen wij hem met een kluitje in 't riet sturen." "Stil!" zegt Witsen, "daar is hij." Appelman komt binnen, en de beide Heeren rijzen op, om hem te groeten.

"Inderdaad," zegt Geelvinck, "ik geloof dat Z. Hoogheid thans moeielijk veel dienst van den Heer Tromp zou kunnen bekomen, indien 't eene onderneming tegen Engeland gold. Ofschoon de Heer Tromp ongelijk heeft, aan den Prins te wijten, wat hij moest wijten aan de Admiraliteit. Z. Hoogheid heeft alleen het advies gevolgd, hem door deze gegeven.

Hoe men heeft beproefd, te dezen opzichte in de behoefte te voorzien, is aan de Heeren grootendeels bekend, inzonderheid aan den Heer Van Castricum, door zijne betrekking als Lid der Admiraliteit?" "Wellicht weet de Heer Bentinck niet, dat ik met Mei als zoodanig ben afgetreden," zegt Geelvinck.

"'t Waren familie-aangelegenheden, die wij te bespreken hadden," zegt Geelvinck: "anders niet." "Wij willen intusschen met den Heer Appelman hopen en bidden," zegt Witsen op plechtigen toon, "dat, wat er ook gebeure of niet, het tot welzijn van den Staat moge gedijen."

Uit de koel beleefde wijze, waarop Witsen zich buigt en hem den leunstoel aanwijst, dien de knecht heeft gereed gezet, en uit de achteloosheid, waarmede Geelvinck na eene snelle buiging met het hoofd, weder in den pas door hem verlaten zetel terugvalt, mag men opmaken, dat de nauwe betrekking, waarin zij tot den bezoeker staan, tot heden nog maar weinig sympathie, ja zelfs geen gemeenzaamheid tusschen hen verwekt heeft, en de toon, waarop het gesprek aanvangt en voortgezet wordt, versterkt die opvatting niet weinig.

"Dat zijn wij van ouds gewoon," zegt Geelvinck, "dat men ons de schuld geeft, als een boef zijne straf niet krijgt. Onze waarde collega zal zich toch niet storen aan domme praatjes? Hij moet veel brij hebben, die ieders mond wil stoppen." "Ik zie er intusschen geen bezwaar in," zegt Witsen, "dat Burgemeesteren nog eens aandringen bij den Heer Boreel, om ijveriger nasporingen te doen."

"Mijn waarde ambtgenoot ziet mij aan alsof ik het helpen kon," zegt Geelvinck: "het is hem toch bekend, dat ik reeds sedert het voorjaar mijne betrekking tot de Admiraliteit heb opgegeven, en niet verantwoordelijk ben voor 't geen zij besluit."

Hij bedwingt echter zijn wrevel en zegt: "Laat den Heer Burgemeester hier.... maar luister! ik ben voor niemand verder te spreken, dan voor den Heer De Wildt: dien brengt gij, als hij komt, naar de zaal, en komt mij dan waarschuwen." De knecht buigt het hoofd en verwijdert zich. "Juist nu een bezoek van onzen collega Appelman!" zegt Witsen tegen Geelvinck: "zou hij lont geroken hebben?"

"La couronne usurpée et l'enfant supposé bedoelt mijnheer?" zegt Witsen: "ik heb daarvan gehoord, en tevens, dat men den drukker voor 't Hof ter verantwoording zal roepen." "En hem het loon geven dat hij verdient," voegt Geelvinck er bij. "Nu ja," herneemt Appelman: "men zal hem straffen, maar daarmede toch den indruk niet wegnemen, dien 't geschrift bij velen heeft opgewekt."

Woord Van De Dag

schapenhoedster

Anderen Op Zoek