Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Hoe oogenschijnlijk beleefd deze woorden klinken, men mag twijfelen of zij oprecht gemeend zijn: immers onder 't spreken werkt Geelvinck zich nog dieper in zijn stoel, slaat het eene been over 't ander en neemt in alle opzichten de houding aan van iemand, die zich recht op zijn gemak zet.

"Wie had men kunnen straffen?" vraagt Geelvinck: "men had den halven Haag moeten ophangen." "De Prins is geen huichelaar," zegt Witsen: "en ik heb mij overtuigd gehouden, dat hij diep getroffen was door dat beklaaglijke voorval." "Juist!" zegt Appelman: "men is bij zulke gelegenheden diep getroffen; maar men profiteert van het gebeurde."

En gebeurt dat, dan zullen Hunne Hoogmogenden dienen te weten wat zij hem hebben te antwoorden, altijd ondersteld, dat zij zelven op de hoogte zijn." "Wat vooralsnog stellig het geval niet is," voegt Geelvinck er bij.

"Ik twijfel er niet aan," mompelt Geelvinck; "of men zal die Duitsche Vorsten steeds bereid vinden, hun onderdanen in te wisselen tegen Hollandsche dukaten." "En wat meer is," vervolgt Bentinck; zich houdende of hij de aanmerking niet gehoord had, "de Hertog van Hanover zal niet aarzelen in elk geval partij voor ons te kiezen."

"Zeker niet," zegt Appelman: "maar toch zou de gissing misschien niet te gewaagd zijn, dat de Heer Van Castricum met het doel dier uitrusting bekend was en daarom juist zijn ontslag genomen heeft." "De Heer Van Castricum wordt oud," hervat Geelvinck, droog weg: "en op zijne jaren heeft men aan het Burgemeesterschap al meer dan genoeg te dragen.

"Dus gelooft de Heer Van Castricum toch, dat er wel iets gebeuren kon?" vraagt haastig Appelman, terwijl Witsen Geelvinck met eenige bevreemding aanziet over hetgeen hij als eene onvoorzichtigheid van die zijde aanmerkt.

"De Heeren," zegt Bentinck, "hebben mij echter vroeger de verzekering gegeven, dat zij zich niet tegen het verleenen van onderstand zouden verklaren." "Ongetwijfeld," zegt Geelvinck: "en de Heer Witsen wil alleen het gevoelen uitdrukken van hen, die de zaak bloot van een politieke zijde beschouwen."

Wat Jan Cornelis Geelvinck betreft, ik geloof niet, dat wij hem zullen zien; die valt niet erg comedieachtig. De vierde man in hun kamertje is de Schout, Dr. Jan Ten Grootenhuis: nog altijd dezelfde, die Vondel er door geholpen heeft, toen deze wegens zijn Palamedes vervolgd werd en men hem naar den Haag opeischte, om hem te hangen.

Al drukken zij, als 't zaken betreft, hun gevoelen uit op geheel verschillende wijze, de slotsom komt meestal op 't zelfde neer: Witsen schaamt zich somtijds zijne zwaarmoedigheid, wanneer hij een ambtgenoot van hoogere jaren en langer ondervinding, zoo moedig en voortvarend ziet, en Geelvinck toont zich minder haastig en luchthartig, wanneer hij de bezwaren heeft gehoord, hem ontwikkeld door iemand, wiens diepe kunde en helderheid van inzichten hij hoogschat.

Wat zouden wij b. v. hebben moeten doen, indien hij ons eens op den man af gevraagd had, of ons iets stelligs van de zaak bekend was?" "Mij dunkt," antwoordt Geelvinck, "hij heeft de vraag, zij het dan eenigszins ingewikkeld, toch vrij verstaanbaar gesteld en wij hebben er ons uit gered. 't Is intusschen in één opzicht gelukkig, dat onze ambtgenoot Hudde verhinderd is geweest hier te komen.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek