United States or Papua New Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Vijf schelmen bestelen en plunderen mij dus? riep Garofoli met donderende stem; dat komt ervan, wanneer men te edelmoedig is; waarvan, denkt gij wel, dat ik het vleesch en de aardappelen, die ik je geef, betalen moet, als jelui niet werken wilt? Gij speelt liever; wie in het bosch is, moet met de wolven huilen en gij lacht liever.

Het scheen mij toe, dat ik hem moest doen begrijpen, dat ik wist waar Garofoli was en zonder dit van den voddenraper niets te weten zou komen. Zit hij nog altijd? vroeg ik met een blik van verstandhouding. Dan zal hij zich wel vervelen. Misschien; maar de tijd gaat toch om. Toch niet zoo gauw voor hem als voor u. Het mannetje lachte om die aardigheid, en begon toen geweldig te hoesten.

Ik kreeg geen slag, maar ook geen aardappelen, hoewel het laatste mij minder hinderde, daar ik gewoonlijk 's middags wat te eten gehad had. Maar eens betrapte Garofoli mij toen ik bij een fruitverkooper een bord soep at en hij begreep toen, waarom ik mij nooit beklaagde, dat ik geen aardappelen kreeg.

Dat weet ik niet, maar als dit zoo is, moeten wij niet naar Parijs gaan. Kan men de Seine niet volgen tot aan de omstreken van Parijs en ze dan verlaten, om ze een eind verder weder op te zoeken? Ik zou ook niet gaarne Garofoli terugzien. Dat kan ik denken.

Vitalis bleef geruimen tijd op den paal zitten, terwijl Capi en ik onbeweeglijk voor hem bleven staan totdat hij een beslissing genomen zou hebben. Eindelijk stond hij op. Waar gaan wij heen? Naar Gentilly en daar een steengroef opzoeken, waarin ik vroeger ook wel geslapen heb. Zijt gij moe? Ik heb bij Garofoli zitten uitrusten.

Sedert de drie maanden, dat wij samen in de open lucht leefden, geleek Mattia volstrekt niet meer op het ziekelijke, bleeke kind dat ik bij de kerk, bijna van honger stervende, gevonden had en nog minder op den mismaakten knaap, dien ik voor het eerst op den zolder van Garofoli ontmoette, bezig diens soep te koken en die van tijd tot tijd zijn gezwollen hoofd in de handen moest laten rusten.

Ik zeide toen tot mezelf: Ik word ziek en Garofoli zal mij naar het gasthuis zenden. O, ik word erg ziek; nu ben ik nog niet ziek genoeg; ik voel het zelf wel, maar het is nog niet zóó erg, dat ik Garofoli hinder; hij heeft mij bij zich gehouden. Het is vreemd, maar ongelukkige menschen zijn taai. Gelukkig heeft Garofoli het niet verleerd om mij evenals de anderen te tuchtigen.

Wij zullen niet meer bij elkander zijn en die scheiding, door mijne familie teweeggebracht, zou nog erger zijn dan die, welke uwe familie vorderde. Zeker zou Garofoli ook u wel bij zich willen nemen en u dezelfde opvoeding willen geven als aan zijn andere jongens: de opleiding met de zweep; maar gij zoudt niet bij hem willen zijn en ik zou het ook niet wenschen, dat ge dan bij me bleeft.

En vooral ik, want voor mij is het eene straf. Een straf, hongerlijden? Ja; en ik durf het u gerust vertellen, want als Garofoli soms uw meester wordt, dan zou mijn voorbeeld u van nut kunnen zijn. Signor Garofoli is mijn oom en hij heeft mij uit liefdadigheid bij zich genomen. Gij moet weten, dat mijn moeder weduwe en dus, zooals gij wel begrijpen kunt, niet rijk is.

Nu geloof ik zeker, dat ik over een dag of drie, vier, wel naar het gasthuis zal gezonden worden; want ge begrijpt, een jongen die 's nachts lastig is, hindert ook de anderen en Garofoli wordt niet gaarne gehinderd. Hoe gelukkig dat hij mij een slag met zijn stok gegeven heeft! Zeg nu eens eerlijk of ik niet erg bleek zie?