United States or Barbados ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Inderdaad, om welke reden zegt deze tuchteling: ik ben een galeiboef? Ja, voorwaar de reden is zonderling. 't Is uit eerlijkheid. Zie, 't is ongelukkig, dat ik in mijn hart een draad heb, die mij bindt. 't Is vooral wanneer men oud is, dat deze draden sterk zijn. Het geheele leven om zich heen lost zich op; alleen die draden blijven.

Maar hoe zou hij het aanvangen om God zijn ontslag aan te bieden? Hoe het zij, hij kwam steeds tot die eene zaak terug, die alles bij hem overheerschte, namelijk dat hij een ontzettende ambtszonde had begaan. Hij had de oogen gesloten voor een bij herhaling veroordeelde, die zijn ban had gebroken. Hij had een galeiboef vrijgelaten. Hij had aan de wet een man ontstolen, die haar behoorde.

Javert gevoelde, dat iets vreeselijks zijn ziel binnendrong, de bewondering voor een galeiboef. Is eerbied voor een tuchteling mogelijk? Hij beefde ervan, en kon er zich toch niet aan onttrekken. Vruchteloos worstelde hij en was gedwongen in zijn gemoed de verhevenheid van dien ellendeling te erkennen. 't Was verschrikkelijk!

Niemand had kunnen waarnemen, wat tusschen hem en dien Spaanschen galeiboef voorgevallen was, niemand tenzij Piet Bathory, die de zaak daarenboven niet begrepen had. "Thans behoort die man mij", zei dokter Antekirrt tot Piet, "hij is in mijne macht en ik kan hem tot alles noodzaken." "Ook om u alles mede te deelen wat hij weet?" vroeg Piet Bathory vrij ongeloovig.

Overigens deed hij, zonder schijnbaar doel, vragen aan Cosette, die even onschuldig was als een duif, en niets vermoedde; hij sprak haar van haar kindsheid en jeugd; en meer en meer overtuigde hij zich, dat deze galeiboef zoo goed, vaderlijk en eerbiedwaardig voor Cosette was geweest als een mensch zijn kan. Al wat Marius verondersteld en vermoed had, was waar.

Hij zag Fantine strak aan en vervolgde, terwijl hij de das, den hemdsboord en den rokskraag van Jean Valjean opnieuw vatte: "Ik zeg u, dat hier geen mijnheer Madeleine en geen mijnheer de maire meer is. Er is hier een dief, een roover, een galeiboef, die Jean Valjean heet; en dat is degeen, dien ik hier vasthoud."

Wij gaan terstond aan den maaltijd, en terwijl ge eet zal men uw bed gereed maken." Nu begreep de man volkomen. De uitdrukking van zijn gelaat, tot hiertoe somber en hard, gaf verbazing, twijfel, blijdschap, een onbeschrijfelijk gevoel te kennen. Hij stotterde als een waanzinnige! "Hoe? wat? inderdaad? Gij houdt mij? gij verjaagt mij niet? een galeiboef! gij noemt mij "mijn vriend!"

Voor mij gold de vraag, te zwijgen of mij aan te geven, mijn persoon te verbergen of mijn ziel te redden, een verachtelijk maar geacht overheidspersoon of een versmaad maar deugdzaam galeiboef te zijn: 't is mij, altijd mij, alleen mij, die dit aangaat. Maar mijn hemel, dit is alles slechts zelfzucht. 't Zijn verschillende vormen der zelfzucht, maar toch niets anders dan zelfzucht!

En minder verteederd dan hij misschien had moeten zijn, maar sedert een uur gedwongen zich met iets verschrikkelijks en onverwachts gemeenzaam te maken, allengskens den galeiboef voor zijn oogen uit den heer Fauchelevent te voorschijn ziende komen, allengskens beheerscht door deze heillooze wezenlijkheid, en door den natuurlijken loop van zaken er toe geleid de klove te erkennen, die zich tusschen dezen man en hem gevormd had, voegde Marius er bij: "'t Is onmogelijk, u niet een woord te zeggen omtrent de gelden, welke gij zoo trouw en eerlijk hebt overgeleverd.

Deze galeiboef, die den heer Madeleine heeft bestolen, is Jean Valjean. Nopens het andere feit kunt ge mij evenmin iets nieuws mededeelen. Jean Valjean heeft den agent Javert gedood; hem met een pistoolschot gedood. Ik zelf was er bij tegenwoordig."